Leestip van Gerda Van Erkel

'Mama, vergeet niet om naar de hemel te kijken.'

19 januari 2023

WAARVAN WIJ DROOMDEN. Julie Ostuka. *****

Door de wij-vorm, waarin het verhaal gegoten is, voel ik me al vanaf de eerste zinnen versmelten met de jonge groep Japanse vrouwen. We zitten op elkaar gepakt, in het vunzige vooronder van een boot, op een drie weken durende reis naar Amerika. We zijn zeeziek. We stinken. We zijn hoopvol en we zijn bang. Wat moeten we van dat vreemde land verwachten waar het tegendeel van wit niet rood is maar zwart?

Het lotgenoot zijn verbindt ons als groep, de tol is het verlies van onze identiteit, met uitzondering de keren dat een uniek verschil of een eenmalig voorval in het leven van ons plots wordt belicht. Het hele boek door gebeurt dat op een manier die me bij de keel grijpt. Dan denk ik: ‘Mijn god, dit is geen boek, geen film. Dit is echt. Dit is vlees en bloed.’ Zo één gedetailleerde zin die een hele geschiedenis vertelt, de kier om door naar binnen te kijken waar het drama, en heel soms een heel klein mirakel, zich onthult. Verder beschrijft Otsuka alles wat gebeurt even minutieus en opsommend als ze het gaan en komen van de seizoenen beschrijft. Zoals het leven komt en gaat. Zoals het neemt en geeft, bomen bladeren krijgen en verliezen, ooit ontkiemd zijn en zullen sterven.

We zijn jong. We zijn nog maagd. De meerderheid van ons is dat echt, een enkele alleen op het papier van de bemiddelaar. We zijn een soort van ‘blind getrouwd’. Onze echtgenoten zullen ons in San Francisco op de kade staan opwachten. We dragen onze foto en hun brieven in sierlijk handschrift op het hart. Ze zijn knap, rijk, groot. Geen vissers of boeren met eelt op hun handen die we zoals onze moeders op het land zullen moeten bijstaan tot onze ruggen krom en gebroken zijn. We zullen het beter hebben. Ooit is er een tijd geweest waarop we niets liever wilden dan zoals onze moeders zijn.

We dromen van een beter leven, zonder honger, en waarin vrouwen niet voor hun man moeten knielen of op straat drie stappen achter hem moeten lopen. Waar we mogen lachen zonder hand voor onze mond. Maar wat onze moeders ons over de eerste huwelijksnacht verteld hebben maakt ons onzeker. In het donker fluisteren we erover met elkaar. ‘Zal het pijn doen?’ Bij het afscheid zeiden onze moeders: ‘Vrouwen zijn zwak, maar moeders zijn sterk.’ Onze vaders zeiden dat we niet konden terugkomen tenzij we onze droom waar gemaakt hadden. We mogen de familie niet ten schande maken. Niemand zou ons of onze zussen nog willen.

Onze echtgenoten zijn veertig jaar ouder dan op de foto’s die ze gestuurd hebben. De eerste nacht in het hotel nemen ze ons, alsof ze ook daar veertig jaar op hebben gewacht. Het huis waar ze ons nadien mee naartoe nemen is ook niet het huis uit de brieven, zelden is het van hen. Het is waar er werk is, vaak seizoensgebonden. Waar er aardbeien, tomaten, druiven moeten worden geplukt. We leren overlevings-Engels. Vaak komen we ons leven lang niet verder dan dat handjevol woorden.

Sommigen van ons komen in J-town terecht, een wijk in de stad, met Japanse wasserijen, eethuisjes, winkels. Soms zullen we als dienstmeid werken voor rijke witte burgers.

Je hebt slechte bazen en goede bazen, maar bij problemen trekken ook de goede bazen aan het langste eind.

Er is het lot en er is hoe je ermee omgaat. De enige macht en controle die we hebben is wat we doen, zo goed mogelijk te doen. We storten ons op het werk. We stoppen niet voor het klaar is. We streven perfectie na. Werk is een vlucht, de focus en de uitputting helpen om de rest te vergeten.

Sommigen van ons blijven kinderloos, anderen krijgen en verliezen meer kinderen dan ze willen. De kinderen die opgroeien leren we wat wij van onze moeders leerden. Niet opvallen, beleefd en vriendelijk zijn, je plicht doen, geen heisa maken. De rest leren ze op school: sneller en meer Engels dan de meesten van ons vrouwen ooit zullen spreken – spoedig zullen ze voor ons spreken zoals in het begin onze echtgenoten dat deden – en overleven: door uit te blinken, door van zich af te bijten of hun vuisten te gebruiken, door net zoals wij onzichtbaar te zijn, gelaten. Ze verleren onze cultuur en als wij offeren rollen ze met hun ogen.

Maar ze dromen. Ook zij dromen.

We raken stilaan wat gesetteld. En dan is er de aanval op Pearl Harbour. Het wordt oorlog. Ineens zijn wij de vijand. En voor ons kan elke ander de vijand zijn want mogelijk een verrader, zowel onder de witte buren, bazen, klanten als onder onze eigen soort. Van onze echtgenoten, die worden gedeporteerd, waarderen we voor het eerst in jaren hun kwaliteiten.

We pakken in, soms in dezelfde koffer als waarmee we gekomen zijn. Onze dromen. Die zijn wat ze ons niet kunnen afpakken en wat zij ons niet kunnen ontnemen. Als we ze niet waar maken, zijn we voor niets gekomen. Als we ze niet waar hebben gemaakt, kunnen we ook niet terug naar huis. Naar Japan.

Aan het eind van de roman zijn ‘wij’ de witte mensen. We hebben het niet geweten, zeggen we. Anders hadden we wel…

Nu de Japanners er niet meer zijn, zien we hen. Daarna wennen we eraan.

Onze kinderen onthouden het langst.

Ons leven gaat door met een Mexicaanse kok, een Chinees die de hemden strijkt.

Bij de kruidenier hangt een plaatje dat ons nooit eerder is opgevallen: ‘God zij met u tot ons volgende weerzien.’

Synopsis

Enkele jonge Japanse vrouwen reizen rond 1920 per boot als postorderbruiden naar San Francisco om er te trouwen met Amerikaanse mannen die zichzelf jonger en beter bemiddeld hebben voorgedaan dan ze in werkelijkheid zijn.

Leestip van Gerda Van Erkel

Waarvan wij droomden
Titel:
Waarvan wij droomden
Auteur:
Julie Otsuka
# pagina's:
142 p.
Uitgeverij:
Mistral
ISBN:
9789048818112
Materiaal:
Boek
Onderwerp:
Japanse migranten ; Verenigde Staten, Gemengd huwelijk, Vrouwen, Verenigde Staten ; 1900-1945
Aanbevolen voor:
Aangrijpend,
Boeiend,
Tijdloos
Doelgroep:
Volwassenen

Gerelateerde leestips