Meesterverteller uit het verleden
"Een volmaakt mens wil ik u zien worden, een gouden hart, een edele geest. Iets groots. Maar dat kan ik u niet leren, dat is eigen werk en dat werk is nooit af, al wordt ge honderd jaar."
Uit het interviewboek dat de hoogleraar Albert Westerlinck in 1970 met Walschap maakte, blijkt dat de schrijver met een schelmenroman bezig was en dat hij het plan had de roman nog verder uit te werken met extra hoofdstukken, maar dat hij uiteindelijk voor Tilman Armenaas koos. Toen Gerard Walschap in 1989 stierf, stierf ook Metten Marten. Tot dochter Carla Walschap de roman herontdekte. Ze typte de fragmenten eigenhandig over en puzzelde zo de roman opnieuw bij elkaar.
Metten Marten van Gerard Walschap is een schelmenroman die bijna een kwarteeuw na het overlijden van de schrijver voor het eerst wordt uitgegeven en daardoor een unieke plaats inneemt in het werk van de schrijver van klassiekers als Houtekiet, Een mens van goede wil en Zuster Virgilia. Walter van den Broeck schreef een inleiding, criticus en Walschapbiograaf Jos Borré plaatst het boek in een nawoord binnen het oeuvre van de schrijver.
Walschap begon aan Metten Marten in een bijzonder creatieve periode. Tussen 1946 en 1953 publiceerde hij onder meer de romans Ons geluk, Zwart en wit, Zuster Virgilia en Oproer in Kongo, waarvan enkele tot zijn beste boeken gerekend worden. Zoals het een goede schelmenroman betaamt, heeft het boek een begin, waarbij de personages worden voorgesteld, en een afgerond einde. Daar tussenin beleven de protagonisten het ene avontuur na het andere. Elk hoofdstuk bevat zo'n avontuur. Misschien dat Walschap nog meer van dergelijke hoofdstukken wou schrijven. In een boek als dit kan je die eindeloos blijven toevoegen, met telkens een extra avontuur - maar het boek zoals het nu voorligt is een perfect afgeronde en ook knappe roman.
Qua sfeer zit het boek dicht bij de roman De ongelooflijke avonturen van Tilman Armenaas (1960). Dat boek schreef Walschap 'zonder enig plan, met niets anders dan de bedoeling zich te laten gaan en iets moois te maken', dixit de schrijver zelf. Ook dat boek is een opeenvolging van avonturen. Ook hier is elk hoofdstuk haast als een apart verhaal te lezen. Het lijkt er op dat Walschap zelf Metten Marten als een voorloper van Tilman Armenaas zag. Het moest een ‘groot historisch verhaal' worden, waarbij de hoofdstukken als afzonderlijke verhalen gelezen kunnen worden. Het boek heeft inderdaad die vorm en speelt zich af in het eerste kwart van de zestiende eeuw, ten tijde van het bewind van keizer Karel. Maar het is geen ‘groot historisch verhaal' geworden. Walschap had plannen om zijn held de wereld rond te sturen. Het is wat bescheidener uitgevallen; het hoofdpersonage beperkt zich tot Vlaanderen.
Metten Marten is een vrolijke, intelligente tiener die zijn leraar het bloed onder de nagels vandaan haalt. De abt van het klooster van Hemissen wil daar iets aan doen, en verplicht hem de lessen van de abdijschool te volgen. Daar denkt Metten Marten anders over, en met een kunstschilder en twee Duitse studenten kiest hij het hazenpad. Ze maken ongelooflijke dingen mee, overleven de pest en zijn echt niet bang voor boerenbedrog in letterlijke en figuurlijke zin. Maar toch is de jongen ook erg gevoelig, hij snakt naar tederheid die zijn moeder hem maar niet wil geven. Bijgevolg trekt hij veel op met Wouter een getalenteerde schilder die voor hem een soort broer en beschermer is. Wouter is er ook bij wanneer hij in Gent keizer Karel tegen het lijf loopt, die buiten wat vreemde talen ook plat Gents spreekt. Wouter schildert een portret van de de bankier Fugger en Mette wordt smoortverliefd op diens mooie dochter.
Metten Marten is een vermakelijk boek en het is wel goed dat het als nog verschijnt, want als 'nieuw' boek is het toch ook duidelijk het werk van een meesterverteller uit het verleden. Avontuur, kommer en kwel maar ook levenswijsheid en vrolijkheid maken dit boek tot een heel aangename leeservaring.
Synopsis
In de nalatenschap van Gerard Walschap werd een nooit eerder gepubliceerde schelmenroman teruggevonden. Walschap werkte aan Metten Marten tussen 1946 en 1953. De roman speelt zich af in de zestiende eeuw en vertelt over de avonturen van een dertienjarige vlerk die met een paar zonderlingen de wereld in trekt.