"Ik heb een aantrekkingskracht voor de verhalen van andere mensen" - interview met Diane Broeckhoven
Door Sven Reynders. Foto's: C. De Wit
Ik ontmoet Diane Broeckhoven in de Keteleer Galery, net voor haar eerste optreden op ZuiderZinnen. De begroeting is hartelijk. Samen met Ingrid Vander Veken geeft ze dadelijk een lezing, elk over hun nieuw boek. Bij Diane Broeckhoven is dit haar laatste wapenfeit, de roman ‘Gemis’, haar 50ste boek! Na de sessie wandelen we naar de vernieuwde gedempte Zuiderdokken, ’t Zuid’ in mooi Antwerps, en gaan zitten op een bankje in de zon. Het begin van een fascinerend gesprek met een ‘grande dame’ van de Nederlandstalige literatuur.
Het was weeral een hele tijd geleden dat ZuiderZinnen doorging. Wat doet het met u om hier terug te staan?
Wel, ik zal u eerlijk zeggen, toen vanmiddag om twaalf uur Vitalski zijn openingstoespraak hield en het openingslied weerklonk, had ik kippenvel. Echt waar, ik had een brok in de keel toen het daarstraks begon. ZuiderZinnen was voor mij altijd iets geweldigs om mee te doen. Ik hou van de laagdrempeligheid van dit festival. Een literair festival waar je alleen maar als highbrow geletterde mens binnen mag, daar hou ik niet van. Iedereen moet kunnen deelnemen aan democratische prijzen, geen te lange lezingen, kennismakingen met uw favoriete auteurs, of met nieuwe auteurs. Ik heb dat vreselijk gemist. De autoloze zondag draagt vandaag ook nog bij tot een bijzondere sfeer. Ik ben te voet naar hier gekomen, zo rustig, geen verkeer.
Het is ook een feest van ontmoetingen. Ik kwam hier toe met een vriendin en we gingen even wat drinken in café Hopper, na twee minuten zat Jeroen Olyslaegers erbij, wat later nog mijn vriendin Ingrid Vander Veken. Zo zaten we ineens met een tafel vol fijne mensen zonder dat we afgesproken hebben. Dát is ZuiderZinnen, fantastisch, toch? Daarnaast heb ik altijd wel wat spijt omdat ik zelf niet alles kan zien wat ik zou willen.
U stelt hier uw nieuw boek ‘Gemis’ voor in een duo-optreden met Ingrid Van der Veken. Vanwaar die keuze voor samenwerking?
Dat hebben wij zelf niet gekozen. De organisatie heeft ons samen gezet, uiteraard kennen ze ons. Het lijkt of we alle lief en leed met elkaar delen, maar dat is nu ook niet het geval. Wel heb ik grote bewondering voor Ingrids werk en haar nauwkeurige manier van schrijven. Wij hebben op de vorige ZuiderZinnen ook een aantal keren samen opgetreden. Zo was er die keer in het museum, op de Burenbank heette dat. Dat was een soort ronde bank waar ieder in zijn helft zit. Daar waren we als Antwerpse buurvrouwen. En zo hebben we wel een paar keer iets gecombineerd.
Nu hebben ze ons hier opnieuw samen gezet. We hebben alle twee een nieuw boek uit. We zijn beiden heel verschillend, maar we kunnen goed met elkaar door één deur. Met Ingrid doe ik dat heel graag en voelt het vertrouwd aan. Als je die klik hebt, dan gaat dat zowaar natuurlijk. Ja, we hebben die klik. Toen de vraag hiervoor kwam was Ingrid met vakantie. Wij hebben gewoon even via berichtjes gecommuniceerd. Wat gaan we doen? Conclusie was: we doen ieder ons ding, maar we zullen elkaar voorstellen. Ik vind dat helemaal oké!
‘Gemis’ is uw 50ste boek. Indrukwekkend! Hoe slaagt u erin steeds aan de slag te blijven en telkenmale nieuwe verhalen te vinden?
Ik trek blijkbaar verhalen aan, wat best handig is als schrijver. Kijk, zit ik in de trein en er komt een dame tegenover mij zitten, dan weet ik het al. Als ik niet met mijn hoofd in mijn boek blijf zitten, begint ze binnen de twee minuten haar biografie te vertellen. Ik had dat eigenlijk als kind of als jong meisje al, dat mensen me vanalles komen vertellen. Dat kan je zo wel eens iets opleveren. Als je wist wat voor geheimen ik van iedereen weet (lacht ondeugend). Maar ik vertel ze nooit door hoor. Misschien heeft het ook te maken met een soort beroepsmisvorming uit mijn journalistenjaren. Ik heb mij nogal in human interest gespecialiseerd, wat trouwens ook in mijn boeken terugkomt. Ik mocht mensen gaan interviewen over hun diepste trauma's, geheimen enzovoort. Ik had als journalist het recht om alle vragen te stellen.
Zo ging het trouwens ook met het verhaal van ‘Gemis’. Het was coronatijd. Een lezer, stuurde mij een mailtje dat hij op zoek was naar een boek van mij, 'De Poppendokter', maar het was nergens meer te vinden. Ik zei, ‘ik heb er hier nog een paar, kom het maar halen’. We zouden in de tuin van het Begijnhof gaan zitten, op anderhalve meter van elkaar zoals het toen hoorde. Toen hij het kwam halen, goot het water. We hebben dan binnen een kopje koffie gedronken. Toen kwam er een verhaal. Dat zijn moeder weggegaan was toen hij een kind van een jaar of vijf, zes was. Ik kreeg daar bijna een hartstilstand van. Hij vertelde het hele verhaal erachter, maar ik heb daar eigenlijk niet goed naar geluisterd. Ik heb dat een beetje verdrongen. Maar ik wist toen al, ik zou graag een boek schrijven over wat het met een kind doet om door je moeder in de steek gelaten te worden en hulpeloos te zijn. Je kunt als kind niks ondernemen. Dat gaat dan rijpen in mijn hoofd. Waar ik ook ben of wat ik ook doe, of ik aan het strijken ben of aan het wandelen of bij Albert Heijn rondloop, dat verhaal groeit in mijn hoofd.
Kan u ons een inzicht geven in uw schrijfproces?
Op een gegeven moment zit dat verhaal dus in mijn hoofd. Wat niet wil zeggen dat heel de tekst in mijn hoofd zit. Maar het verhaal. Ik weet waar dat naartoe gaat, hoe ik dat ga opbouwen. Ik neem ook wel notities, met de hand in notitieboekjes, om mijn gedachten vast te leggen, de namen ook. Ik heb altijd iets met namen. Zo'n jongetje moet niet Louiske heten, of Jefke. Die moet Justus heten. Dan zit dat verhaal op een gegeven moment als een ei in mijn hoofd en moet ik mijn ei leggen. Mijn ei leggen vind ik helemaal niet zo moeilijk. Dat is gewoon iedere morgen gaan zitten en schrijven. Ik schrijf aan een roman gemiddeld een maand of zes, want ik heb ook nooit zo'n dikke pillen.
Ik ben een heel gedisciplineerde schrijver, ik zit om acht uur, half negen aan mijn bureau en ik schrijf tot rond de middag. En dan weet ik al direct met welke zin of welk stuk van het verhaal ik de volgende dag doorga. Ik noteer in de loop van de middag ook nog wel iets wat me invalt. En ’s nachts droom ik ervan. Daar ben ik dan wel zes maanden fulltime mee bezig. Zo schrijf ik vier, vijf pagina's per dag hoor. Ik kan me wel neerleggen bij het feit dat ik bijvoorbeeld wel eens slecht geslapen heb, of dat het niet goed lukt. Dan denk ik, dan is het maar één pagina of twee pagina’s, als mijn breiwerk maar opschiet. Ik werk vijf dagen per week, in het weekend schrijf ik niet. Dan heb ik allerlei lezingen en boekpresentaties. Ondertussen het blijft wel voortborrelen, dat is iets waar ik heel veel van hou.
Zo die rust, die stilte. In mijn begijnhof stoort niemand mij, ik hoor geen verkeerslawaai. Ik heb dat heel erg nodig, die stilte. Als het dan klaar is en het is bij de uitgever geweest, door wat redacteurenhanden, dan is het een boek! En dan breekt er een periode aan waar ik ook heel veel van hou. Dan mag ik er de boer mee op, daar zit ik nu volop in! Ik heb nu overal lezingen in boekhandels. Ik heb zo graag contact met mijn publiek. Zo voel je ook de reacties bij de lezers. Als ik vragen of reacties krijg, bijvoorbeeld per mail, dan trek ik daar de nodige tijd voor uit, want ik beantwoord ze allemaal.
U schreef al over veel uiteenlopende thema’s. Hoeveel van uzelf zit er in uw boeken?
Daar zit altijd wel veel van mezelf in. Maar ik ben als kind niet in de steek gelaten. Men zou kunnen aannemen dat ik me identificeer met Tantoma of met één van die zorgende vrouwen. Maar eigenlijk denk ik dat ik mij nog het meeste herken in Justus zelf. Ik ben in een gewoon, liefdevol gezin opgevoed, maar in die tijd... Mooie dingen werden niet uitgesproken.
Ik ben wel een eenzaam kind geweest, omdat ik anders was dan mijn broer en zus. Ik had andere noden, andere behoeften. Voor mijn ouders was dat zo van, ‘ze is weer bezig hoor’ of ‘stel je niet aan, doe eens gewoon’. Dat heeft mij heel eenzaam gemaakt. Dus die eenzaamheid van Justus, die kan ik heel goed beschrijven. Door terug te denken aan hoe ik vroeger zat te hunkeren naar iets wat ik toen niet kon benoemen, nu trouwens nog niet. Wat zo herkenbaar is, is dat hij overal in al die vrouwen zijn moeder ziet.
Ik had vroeger ook al veel fantasie, ik dacht altijd dat ik een vondeling was. Ik dacht, vandaag of morgen komt er zo een grote auto voorrijden, en dat is de koning die zegt dan dat ik eigenlijk een prinses ben.
U schreef zowel voor volwassenen als voor kinderen. Hoe verschillend is dat (of niet)?
Ik ben begonnen met boeken voor kleutertjes, omdat ik mijn kinderen wilde tevreden stellen. Zij droegen mij ook de inspiratie aan. Zo ben ik eigenlijk bijna met hen meegegroeid, met de leeftijd van mijn eigen kinderen. Ik had toen ook minder tijd, maar een kinderboek schrijven, daar doe je geen jaren over.
Op die manier ben ik verder geëvolueerd. Ik heb 50 boeken geschreven. Maar ik heb nog aan misschien 20 andere boeken een bijdrage geleverd. Na die kinderboeken kwamen we aan bij de puberboeken, de cross-over literatuur heette dat ineens. Literatuur zowel voor pubers als voor hun ouders. Dat verschilt eigenlijk niet van boeken voor volwassenen schrijven, tenzij wat het onderwerp betreft. Voor pubers moet je een boek schrijven dat zeker over verliefd zijn gaat, dat over het schoolleven gaat, over onderlinge ruzie. En intriges in de klas. Het moet over een herkenbare wereld gaan. Daar was ik wel een beetje op uitgekeken. En dan kwam die hele digitalisering. Weet je, ik heb nog boeken geschreven waarin een jongen om zijn vriendinnetje op te bellen wisselgeld in zijn zakken moest zoeken (lacht hartelijk). Nu loopt dat helemaal anders, dat hoeft niet meer. Daarom zou ik nu geen jeugdboek meer kunnen schrijven, die hele digitale wereld is te ver af.
Zo ben ik op een gegeven moment, het was rond de eeuwwisseling, een boek voor volwassenen gaan schrijven. Dat was ‘Het verkeerde keelgat’ en daar is onmiddellijk ‘De buitenkant van meneer Jules’ op gevolgd. Dat was een schot in de roos, dat kan ik ook niet meer overtreffen.
Kan u ons wat meer vertellen over hoe ‘Gemis’ tot stand gekomen is en waarom dat thema nu naar voor komt? Zit hier een metafoor in?
Neen, dat zit er zeker niet achter. Zoals zoveel verhalen is het zomaar op mijn pad gekomen. De timing was hiervoor niet speciaal gekozen.
Altijd leuk voor onze lezers: wat zijn uw favoriete schrijf- of leesplekken?
Ik schrijf altijd op dezelfde plek. Ik heb thuis boven een groot kantoor en vroeger stond daar een vaste computer die je niet kon verzetten. Dus ik zat daar in de winter te bevriezen en met een winterjas aan te typen, terwijl het er in de zomer 40 graden was. Maar toen kwam de laptop en ging ik in de woonkamer werken. Dat is mijn vaste plekje geworden, in het hoekje bij het raam. Ik ben alleen, ik hoor daar niets en niemand stoort mij. Dat zijn wel heilige momenten hoor. Ik kan heel goed alleen zijn, maar ik ben tegelijk ook een sociaal mens.
Twee keer heb ik op verplaatsing geschreven en daar ben ik heel dankbaar voor. Ik heb twee keer van het Fonds voor de Letteren, dat heet nu Literatuur Vlaanderen, een verblijf in een schrijversresidentie gekregen. Eén keer in Amerika. In Hudson, boven New York City. We zaten daar een maand samen met schrijvers uit alle delen van de wereld. Het was daar zo mooi en zo rustig. Je doet niks anders dan schrijven, er is geen enkele afleiding, je moest niet wassen en strijken. Alle besonjes van thuis heb je daar niet. En dan vrij recent, in 2020, heb ik een maand in Berlijn gezeten, in het Literarisches Colloquium Berlin, in een prachtig herenhuis aan de Wannsee. Oh, dat was zo zalig. Dan zat ik ’s morgens al vroeg te schrijven en kort na de middag ging ik Berlijn in. Met mijn metro-abonnement voor een maand. Daar was ik werkelijk 100% gelukkig. Als je dat vergelijkt met vroeger, wanneer je zo afgesloten was van je gezin, je kinderen en de rest van de wereld. Dat is tegenwoordig gelukkig allemaal anders, je stuurt een whatsappje of een ander berichtje, je bent ver van huis maar toch niet van de wereld weg.
Bij die schrijfresidenties beleef je waar het echt voor bedoeld is, je zit tussen gelijkgestemden, schrijvers, vertalers. Voor de rest schrijf ik het liefst thuis. Je moet mij niet vragen om met mijn laptop in een koffiebar te gaan zitten. Want daar zou ik met iedereen beginnen kletsen en iedereen met mij.
Welke schrijvers of kunstenaars hebben u geïnspireerd?
Er is zoveel te lezen. Ik heb nu net een boek gelezen van Oek de Jong. Ken je die? Dat is meer dan de moeite. Dikke pillen wel, maar heerlijk werk. Ik zat ooit in de jury van de Gouden Boekuil en toen heeft zijn boek ‘Pier en oceaan’ de prijs gewonnen. Sterk, want Tommy Wieringa stond ook mee op de shortlist. Ik vind dat hij zo beeldend schrijft. Deze week heb ik ‘Man zonder rijbewijs’ gelezen, ik vond dat zo'n geweldig boek. Twee verhalen door elkaar. Het gaat over een man - hij dus, het is een biografisch verhaal - die in zijn zestiger jaren zijn rijbewijs nog gaat halen, maar tegelijkertijd vertelt hij dingen over zijn leven. Het gaat over Amsterdam en ik ben een beetje verliefd op Amsterdam. Ik hou ook van Herman Brusselmans, raar maar waar. Het is nu wel zo dat hij altijd hetzelfde boek schrijft, je hoeft ze echt niet allemaal te lezen. Maar ik kan toch echt met een boek van Herman Brusselmans hardop lachen.
Wat al eens over het hoofd wordt gezien is de totstandkoming van de cover van een boek, wat blijkbaar bij sommige schrijvers een echte calvarietocht is. Hoe gaat dat bij u?
De cover van een boek is heel belangrijk voor mij. Het is best mogelijk dat ik een boek niet koop omdat het een lelijke cover heeft. Nu, bij mij gaat het kiezen en maken van de covers nogal makkelijk.
Het is zo dat mijn jongste zoon fotograaf is die de coverfoto’s van mijn laatste tien boeken heeft gemaakt. Maar ook dan moet je nog altijd keuzes maken. In overleg hebben we dan gezegd, doe eens dit, doe eens dat. En dan leg ik drie, vier foto's voor aan mijn uitgever die dat ook altijd heel tof vindt. Dan wordt de cover zelf met de belettering enzovoort ontworpen.
Mijn zoon heeft het nu te druk, hij is andere paden ingeslagen en had geen tijd om de cover van Gemis te maken. Dus heb ik dat met Rudy Vanschoonbeek (haar uitgever, nvdr.) besproken. Zo hebben we besloten een fiets op de cover te zetten. Die fiets speelt een belangrijke rol, het is Justus’ vrijheid. Er werd een ontwerp gemaakt door een ontwerpbureau en het is een heel mooie cover geworden. Met flappen, wat er een extra cachet aan geeft.
Ik ben altijd heel tevreden over mijn covers, ik hou ook erg van kleur. Dat hoeft niet altijd knal te zijn, maar wel smaakvolle kleuren. Ik hou totaal niet van wat op dit moment mode is, die grafische, abstracte covers met uitsluitend letters. Dat past ook niet bij mijn boeken. Ik schrijf een echt oldschool verhaal, daar hoort ook een ouderwets plaatje bij. Rudi Vanschoonbeek voelt dat heel goed aan.
Onze tijd is op, Diane Broeckhoven moet zich reppen naar haar tweede lezing van de dag. Met spijt neem ik afscheid. Hoe graag had ik met haar nog verder gepraat over schrijven, lezen, literatuur, het leven, … Hopelijk wordt me hier nog een vervolg op gegund.
_______________________________________________________________________________
Op donderdag 5 oktober stelt Diane Broeckhoven haar boek 'Gemis' voor in De Boekuil in Mortsel: 5 oktober 2023 – Boekpresentatie Mortsel – Diane Broeckhoven
Lees ook de leestips over 'Gemis' van Sven Reynders en André Oyen:
Gemis - Heerlijk melancholische lectuur | Antwerpen Leest
Gemis : roman - Groeien in de verschillende fases… | Antwerpen Leest