"Ik wil de wereld empathischer maken": Eduardo Halfon, een van de vele auteurs op het Crossing Borderfestival

30 oktober 2025

door Tony Vanderheyden

Voor interessante muziek en boeiende boeken van over alle grenzen heen moet je op Crossing Border zijn: 9 november in de ganse Arenbergschouwburg (en 5-9/11 in Den Haag). Eén van de vele auteurs die je kan ontmoeten is Eduardo Halfon.

Hij doet dat niet altijd zo graag, literaire festivals. Niet omwille van de festivals, het is meer het vertrekken, het reizen en vooral het niet kunnen schrijven, vertelt hij via whatsapp vanuit Berlijn. "Maar ik kom graag naar Den Haag én naar Antwerpen, ik heb de lijst van auteurs gezien, interessant. En ik vind het fijn lezers te ontmoeten."

Heel het oeuvre van Eduardo Halfon is boeiend, zijn romans zijn bijzonder gecomponeerd, hij houdt de lezer vast en hij zet aan het denken. Zeker ook met zijn laatste boek, Tarantula, dat in Frankrijk de prijs won voor de beste buitenlandse roman. Hij is geboren in Guatemala maar woont nu al een tijdje in Berlijn.

Jouw laatste boek heeft als titel “Tarantula”. Een Nobelprijswinnaar literatuur heeft ook ooit die titel aan een boek van hem gegeven... Een man ook met Joodse roots.

Ik weet het. Ik heb Dylans boek, een heel vreemd boek. Het is geen proza. Het is geen verhaal. Ik heb het al lang geleden gelezen, als ik jong was. En een tijd geleden herlezen. Voor mij is die titel van mijn boek... Het kwam direct, Tony.... De titel was er direct toen ik begon te schrijven. Het verhaal overstijgt het imago van een tarantula. Ik kende de Dylan-referentie, maar het is zo anders. Het is zo'n ander boek, het is zo ver weg van wat Dylan met zijn boek probeerde te doen. Ik ben trouwens wel een grote Dylan-fan.

Eduardo Halfon Tarantula

De tarantula is een mooie en interessante metafoor om over vreugde of ongemak te praten, erg ambigu, een zacht en rustig dier, enkel gevaarlijk als het bedreigd wordt of in een hoek gedreven.

Zeker, Ik heb sinds het uitbrengen van het boek, moeten vaststellen hoeveel mensen bijna verstijfd van schrik reageren, alleen al bij het idee van een tarantula. Sommige mensen kochten het boek niet louter omwille van de titel, terwijl die dieren zo goedaardig zijn, ik hou van tarantula’s. Ik was onlangs nog eens in Guatemala en ging ze zoeken. Ze zijn niet zo moeilijk te vinden. Maar sommige mensen hebben sterke angstgevoelens en schrijven ze nog andere eigenschappen toe, die helemaal niet correct zijn. Bijvoorbeeld dat ze giftig zijn, dat zijn ze niet, ja, ze kunnen bijten, ze hebben tanden, maar ook dat is niet zo gevaarlijk als sommige mensen denken of beweren. In mijn geval werkt de tarantula als metafoor perfect. Het is harig, donker, sinister en sluit zo aan bij een gedeelte van het verhaal wat ook huiveringwekkend is.

Ken je de Duitse schrijver Anna Seghers? Zij groeide als kind op in Berlijn, en toen de nazi's hier in Berlijn kwamen, is ze met haar familie naar Mexico gevlucht. Later is ze teruggekomen naar Duitsland en heeft haar hele leven in communistisch Duitsland geleefd. In een van haar boeken vertelt ze dat de eerste keer dat ze de swastika zag in een vlag, hier in Berlijn, dat ze dacht dat het een krab was. Een krab is iets compleet anders, helemaal niet zo verleidelijk als een tarantula, om op je arm te hebben. Het gaat om dat idee van angst, hoe dat werkt.

Ik wou dat de lezer kon voelen dat de angst alomtegenwoordig was, door de tarantula, maar ook door de man met een slang in zijn zak. En dat vanaf de eerste pagina.

Er is de tarantula, en er is ook de verwarring met de swastika. Erg interessant, want origineel was de swastika een symbool van welzijn, van het goede, door de nazi's werd het een symbool van haat.

Want zij maakten er het tegengestelde van goed van. In mijn boeken speel ik daar mee. Ik speel altijd met misleidende titels, ambigue symbolen. In het boek, in het verhaal, denk je eerst het gaat over die jongen, dan gaat het verder en word je verrast. Dat is niet altijd zo intentioneel, maar ik zie literatuur, wetenschap en fictie als ambigu. Het is geen plek om antwoorden te geven, maar een plek om vragen te stellen. En om niet te weten. Ik denk dat dit duidelijk is in mijn proza. Ik weet het meestal niet. Ik zeg een ding en dan nog iets anders, omdat ik het niet weet. Dit is geen wetenschap. Ik ben wetenschapper, ik ben ingenieur, ik ben erg mathematisch, maar ik weet dat literatuur en het leven niet zo zijn. We worden constant ondersteboven gehaald door wat we denken te moeten geloven. En literatuur is een voorbeeld daarvan. Zo hou ik het voor de lezer boeiend.

Je werk wordt in vele talen vertaald en dat is geweldig en volledig terecht. Dit wetende, dat het in vele landen verschijnt, denk je dan als je schrijft, dit zal ik maar wat meer uitleggen want een eenvoudige man uit Antwerpen gaat dat anders niet begrijpen?

Weet je wat? Niet specifiek voor een man van Antwerpen, maar ik zal je een voorbeeld geven. Als ik bijvoorbeeld over de burgeroorlog in Guatemala schrijf, ik veronderstel dan meteen, zonder er zelf over te denken, dat mijn lezers niet Guatemalteeks zijn. Dus ik moet meer context geven. Ik denk dus over een lezer, een meer universele lezer.

Ik ben me bewust van het feit dat het vertaald wordt, en dan denk ik vooral aan het Engels en het Frans. Engels is mijn tweede moedertaal geworden. Dat is een probleem voor me, want ik schrijf in het Spaans, maar ik denk in het Engels, ook als ik schrijf.

Je schrijft in het Spaans, je denkt in Engels, je wordt veel in het Frans gelezen, en je woont nu al een tijdje in Berlijn, beïnvloedt het Duits je?

Ik ben in Duitsland, maar ik spreek geen Duits. Nee, ik denk het niet. Ik hoor het Duits, maar Berlijn heeft wel zijn belang. Tarantula is bedacht en geschreven in Berlijn. Ik kon dit verhaal alleen hier schrijven. Niet alleen omdat een groot deel van het verhaal zich in Berlijn afspeelt.

Mijn herinneringen, die basis zijn voor het verhaal waren er altijd. In Berlijn kon ik er fictie van maken, met elementen spelen. Ik was niet van plan om een roman uit die specifieke herinneringen te construeren, maar Berlijn zorgde ervoor dat ik ze in iets literairs kon omzetten.

Als je een plek verlaat, is dat dan een vlucht van iets weg, of is dat de aantrekking van een andere plaats?

“Op de vlucht zijn” is een van de centrale thema’s van dit boek. Ik begin het boek met een quote van de jong gestorven Argentijnse dichteres Alejandra Pizarnik: “Ik heb de drang om te vluchten geërfd van mijn voorouders”.

Maar dit idee van ‘vluchten’ zit erg in het Joods zijn. Het idee van ‘klaar zijn om te vluchten’ zit in ons. Ik ben niet alleen getraind om dat te doen, en dat sinds ik een kind was, mijn familie heeft dat altijd gedaan. Mijn Poolse grootouders zijn gevlucht, een beetje te laat, mijn Libanese grootouders ook. Mijn ouders, toen de situatie in Guatemala in 1981 veranderde, trokken naar de VS. En ik ben nog steeds op de vlucht. Ik ben in Duitsland. Ik zeg altijd dat ik hier een tijdje ben. Het is nu al vier jaar. Maar ik lijk altijd onderweg te zijn. Als je achter me kunt zien, Tony, de koffers, ze zijn allemaal daar. Ze zijn daar al vier jaar, dus in mijn hoofd heb ik het idee dat ik altijd klaar ben om te vluchten.

En hoe is dat voor je familie, voor je vrouw en zoon?

Ja, (zucht licht) dat is de grote vraag. (Pauzeert kort.) Voor mij, toen ik een zoon was, toen ik geen vader was, was het heel makkelijk. Het was nooit een probleem voor mij. Nu wordt het een probleem, omdat ik moet denken aan de scholen voor mijn zoon en ik moet denken aan zijn vrienden. Het is iets waar ik het wel wat moeilijk mee heb, omdat ik hem nu belast in diezelfde traditie. Hij is geboren in de VS, dan leefde hij in Frankrijk, nu leeft hij in Duitsland. Hij heeft steeds verhuizingen gekend.

Een thema dat daar bij aansluit en ook in uw werk terugkomt is ‘identiteit’. Vooral via consumptie en prestaties moeten we ons onderscheiden en die ‘ik’, die identiteit vinden. Het is een thema dat omnipresent is, je vindt het overal, in kunst, in boeken. En ik vraag me af of het niet tijd is om meer naar het universele te kijken, naar wat ons bindt? Wat we allemaal samen hebben, wat we gezamenlijk willen, wat ons verbindt. Moet daar niet dringend meer aandacht naar gaan, als tegenwicht naar die drang om allemaal uniek te zijn?

Voor mij, denk ik Tony, de enige manier om over het universele te praten is te vertrekken van het individuele. De enige manier waarop ik als fictieschrijver me kan verhouden tot het universele is via het heel specifieke. Dus hoe specifieker ik schrijf, hoe intiemer ik word in een specifiek klein verhaal, hoe universeler het lijkt te worden. Ik heb geen idee hoe dat werkt. Dat is in feite mysterieus.

In een ander boek van me is er het verhaal “De Poolse bokser”, een heel kort verhaal. Het verhaal van een kleinkind en zijn grootvader, die vertelt over zijn tijd in Auschwitz en hoe hij werd gered door een bokser. En het is opmerkelijk hoe dat verhaal dat al twintig jaar geleden is verschenen overal resoneert! In Japan, in Zweden. Ik denk dat dat is omdat ik zo eerlijk ben met de emotie van deze twee karakters, en die emotie is universeel. Er kunnen verschillen in gedrag zijn, in taal en in omgang maar als de emotionele waarheid er is, dan denk ik dat het universeel wordt. Ik denk dat ik universeel spreek via het individuele. En dat is het enige proces dat ik ken en kan, via het schrijven.

Streef je in en met je verhalen naar meer empathie?

Ik dacht net aan dat woord. We zien steeds meer gebrek aan empathie. Het is die wereld met te weinig empathie waar we van weg willen. Ik wil niet leven in een wereld zonder empathie, ik wil er een maken met empathie. Ik ben verrast hoe hoopvol ik ben in dit interview, want zo ben ik meestal niet.

In je boek Tarantula gaat Eduardo, wie dat ook mag zijn, naar een kamp waar hij de angsten en vernederingen ervaart die ook de vorige generaties hadden. En de redenering is dat de enige manier om te begrijpen is door het zelf te voelen. Voor wie is dat begrijpen het belangrijkste? Voor diegenen die de vernederingen oorspronkelijk hebben meegemaakt of voor de volgende generatie?

Nou, dat is een grote vraag. Ik denk dat de kampoverste de enige is die zich verhoudt tot dit idee. Dat de enige manier om te begrijpen, om het te voelen. En daarom doet hij wat hij doet. Hij creëert dit theater, hij ziet het als zijn opdracht, dat de acteurs, in dit geval de kinderen, de Joodse kinderen, voelen wat hun ouders voelden. Ik zou zeggen dat het op papier, in theorie, een goede idee is. Het is Bertolt Brecht, theater als een didactische ruimte.

Wat ik heb ondervonden sinds het boek in het Spaans uitkwam, ongeveer een jaar geleden nu, is dat ik de mails niet meer kan tellen van de mensen van overal ter wereld met dezelfde ervaring, vanuit New York, vanuit Israël, Argentinië... Ik dacht dat dit een erg persoonlijke ervaring was die ik vertelde. En dat was dus niet zo.

De vraag is natuurlijk wat breng je over? Wat er in het boek gebeurt is dat die kampoverste eigenlijk kleine soldaten creëert. Dat doorgaand gevoel van haat, van wantrouwen en over hoe we ons differentiëren van mensen die niet hetzelfde denken. Heel gevaarlijk. Dat verhaal wordt verteld.

Men vraagt mij ook vaak of ik dit geschreven heb voor 7 oktober 2023 (aanval Hamas in Israël), als antwoord op de gebeurtenissen van die dag. Of het mijn manier was om via de literatuur te reageren. Dat is het niet, ik schreef het ervoor. Maar het is tegelijkertijd onweerlegbaar zo dat je het boek ook zo kan lezen.

We komen steeds meer te weten over trauma’s, hoe het ook generaties sporen kan doorgeven. Als ik iets lees over het stilaan verzachten van trauma’s, het ‘genezen’ ervan, dan betekent dat bijna altijd dat het gebeurt dankzij het delen van verhalen, met duurzame sociale contacten, door zich verbonden te voelen met mensen maar ook met een plek.

Ik heb me nooit verbonden gevoeld met een plek. Ik voel me niet verbonden met Guatemala, niet met VS. Ik voel me nergens verbonden met de plek waar ik leef. Ik voel me evenmin verbonden met een taal. Ik voel me zelfs niet verbonden met mijn beroep. Ik schrijf omdat ik schrijf. Ik schrijf niet omdat ik ben. Schrijven is voor mij gewoon mijn métier, mijn werk. Dus ik ben een nomade.

Wat me opvalt is dat je boek, Tarantula, opgebouwd is in verschillende korte secties, niet echt hoofdstukken. Telkens krijg je een verdieping van wat voorafging, of een terugblik, of een zijpadje, een inzicht, elke keer iets boeiends, verrassends, een puzzel die gelegd wordt maar die je niet vooraf zag als lezer. Is die puzzel maken, prettig werk of hard labeur?

Dat is de manier waarop ik schrijf. Ik schrijf altijd in korte fragmenten. In mijn schrijfproces is niets gepland. Ik weet nooit wat ik ga schrijven. Het kan jaren duren voor iets samenkomt. Ik schrijf wel elke dag, voornamelijk de ochtenden. De fragmenten blijven op de tafel liggen.

Het duurt lang voor ik me realiseer dat ik een boek heb en dat ik de fragmenten samen kan leggen. Dan ben ik weer de ingenieur, organiseer ik de structuur en zeg ik oké, dit hier dat daar. Ik ben een short story schrijver. Al deze fragmenten worden geschreven alsof ze onafhankelijk zijn. En dan breng ik ze samen. Ik ben erg, erg geïnteresseerd in die orde.

Dat is een reis die ik met en voor de lezer maak. Op welk moment ik de lezer bepaalde informatie ga geven. Wanneer licht ik welke sluier op? Op een manier dat het de reis leuker maakt en boeiend. Sneller of even trager gaan, en de suspense er in houden, dat is een goede leesmotor.

Sommige ‘fragmenten’ of van die stukken eindigen bijna met een cliffhanger.

Ja, absoluut. En ik ga heen en weer in de verhalen. Al mijn boeken worden zo geschreven. Het was aanvankelijk erg vreemd voor mij, want ik ben dus ook wel ingenieur, maar mijn eerste versie is altijd laissez faire.

Dat is plezier en een gevecht tegelijkertijd. Het moeilijke, of lastige is: ik weet niet exact wat ik aan het doen ben. Ik vraag me dan af, ben ik iets goeds aan het maken, ben ik mijn tijd aan ’t verdoen, verspil ik hier jaren tijd? Het idee van mogelijk falen, daar sta ik elke dag mee op.

Het leukste is het werken met de taal, de woorden, het vakmanschap, zeg maar. En dan als het einde er is, dat is alsof iemand het licht aandoet, terwijl ik heel die tijd in de donkerte zat te piekeren. Dan zie ik het allemaal. Heel helder. Ook met ‘Tarantula’ waar het einde van die donkere story een soort knuffel is, die laatste pagina’s voelden voor mij ook als een warme bevrijding. Al is het een gewone beschrijving van een huis.

In Tarantula, maar ook in andere boeken van je, is er vaak onzekerheid of wat je schrijft fictie is en over wat waarheidsgetrouw is. Frank Westerman, een interessante Nederlandse schrijver, omschreef zijn schrijven wel eens als feitenliteratuur, ik las dat men jouw werk ergens omschreef als getuigenisliteratuur (testimonial literature). Is dat een juiste omschrijving?

Ik zeg dat het fictie is. Het is geen specifieke soort fictie, het is geen autofictie, het is geen testimonial, het is gewoon fictie. Omdat ik het verhaal creëer. Zelfs als het op een specifieke gebeurtenis is gebaseerd. Zelfs als de verteller in het boek mijn naam heeft. Het is fictie, het is een roman. Alles wat het erop zou doen lijken dat het geen roman is verander ik. Ik ben de verteller niet: ik rook niet, ik reis niet zoals het personage, enzovoort.

Het bijzondere is: je koopt het boek en je begint het te lezen als een roman, maar omstreeks pagina vijf ben je dat vergeten. Dan begint men het te lezen als een autobiografie, waardoor de emotionele binding met het boek sterker wordt.

Een klein verhaal. “Een brug met geen naam”, dat is de naam van een klein bruggetje in Antwerpen in het Middelheim beeldenpark (zie foto). Het is gebouwd door de Chinese artiest Ai Wei Wei. Zijn studio trouwens was of is nog in Berlijn. Het dek, of het platform van de brug, de planken waar je op loopt, vormen de contouren van de grens van China. Door die onregelmatigheid is het lastig stappen op die brug. Vele mensen beschimpen het. “Is dit nu kunst? Geven ze hier geld aan? Ik ben bijna gevallen!” hoor je vaak.

Brug Ai Wei Wei

Maar de idee van Ai Wei Wei was om enerzijds de mensen te laten ervaren dat je sommige grenzen soms moeilijk kan overgaan, dat bruggen bouwen belangrijk is. Maar ook: als we met zijn allen meer en meer erover stappen, dan slijt het hout en grenzen vervagen. Voor hem is dit natuurlijk zijn persoonlijke verhaal, zijn moeilijkheden met de Chinese grens. Maar het is ook een uitnodiging om grenzen over te steken, let’s all go crossing borders. Zit die uitnodiging of oproep ook in jouw werk?

Ja, ja, absoluut. Ik heb grenzen nooit goed begrepen, landgrenzen, linguïstische grenzen, ik gebruik veel Engels, ik gebruik elementen uit het Frans als ik schrijf (in het Spaans). Religieuze grenzen, genres in de literatuur, is mijn boek getuigenis, is het fictie, is het een autobiografie, is het een collectie van verhalen, is het een roman? Ik probeer dat idee van puurheid in iets te vervagen. Ik geloof er niet in. Ik geloof dat we allemaal een blend zijn van veel dingen, van veel nationaliteiten, van verschillende talen en van verschillende culturen.

Ik ben benieuwd naar dat bruggetje. Ik hoop dat ik er even kan overlopen als ik in Antwerpen ben.

Kijk je er naar uit om collega’s en lezers te ontmoeten op het Crossing Borderfestival?

Ik denk dat het een heel boeiend festival is, en het is goed lezers te ontmoeten. Het onderbreekt mijn schrijfritme, en dat vind ik soms lastig, maar ik wil ook niet in een bubbel leven. Ik wil daar een balans in vinden.

Zo is het leven. Balansen vinden. Bedankt Eduardo.

Tickets en info Crossing Border: https://www.crossingborder.be/...

Crossing Border

© Adriana Bianchedi