De onzichtbare artiest in de schijnwerpers: Guy Van de Casteele van 'de Poesje van Sint-Andries'
Door Michelle Smets
Ik was toch wat nerveus toen ik café ‘het Neuske’ binnenstapte op vrijdagochtend 22 maart. Ik had immers een afspraak met een levende Antwerpse legende, niemand minder dan Guy Van de Casteele. Na 40 jaar gaat deze oprichter van 'de Poesje van Sint Andries' met pensioen.
Hij maakte mijn hoge verwachtingen helemaal waar. Twee uur in zijn gezelschap vlogen voorbij en ik wandelde naar buiten met een heel scala aan levenslessen, sappige anekdotes en opzienbarende verhalen. De tekst hier beneden is slechts een grove samenvatting van onze gezellige babbel, ik kan het iedereen alleen maar aanraden om gewoon zelf eens af te spreken met deze buitengewoon boeiende en gepassioneerde sinjoor en hem een warme chocomelk te trakteren in zijn Sint-Andrieswijk.
Guy en de Poesje van Sint-Andries
Wie is Guy Van de Casteele? Om meer over hem te vertellen, moeten we eerst wat dieper ingaan op de grootste passie en het levenswerk van deze man: de Poesje van Sint-Andries. De oorsprong van het Poesjenelletheater leidt ons terug naar het Italië van de 16de eeuw, waar via dit marionettentheater met stangpoppen de draak gestoken werd met onder meer het bestuur en politiek. Zoals Guy zelf schrijft in zijn boek ‘De poesje, Traditioneel Volkspoppentheater’ is de hoofdrolspeler ‘De Neus’ duidelijk verwant aan de Napolitaanse deugniet Pulcinella en diens gebochelde Franse broer Polichinelle. De verbastering naar ‘Poesjenelle’ kan niet duidelijker zijn.
Ook in Antwerpen waren er in de 16de eeuw al zulke voorstellingen terug te vinden, maar vooral in de 19de eeuw genoten ze een grote populariteit. Ze werden onder meer beschreven door Hendrik Conscience, die als kind regelmatig voorstellingen in de Boomgaardstraat (nu Bogaerdestraat) bijwoonde.
De Poesje van Sint-Andries werd opgericht door niemand minder dan Guy Van de Casteele en zijn vrouw Zita. Zijn allereerste performance voerde hij op voor zijn familie op sinterklaas 1956. Hij was toen nog maar negen jaar en gebruikte de poppen en het theater die zijn vader voor hem in elkaar geknutseld had. Vanaf dat moment had hij de theatermicrobe te pakken, al duurde het nog tot 18 oktober 1984 vooraleer de première van de Poesje van Sint-Andries plaatsvond.
Ondertussen zijn we 40 jaar, meer dan 2400 voorstellingen in meer dan 40 steden, een tournee doorheen de Canarische eilanden, Mexico en Spanje en ontelbare erkenningen verder. Deze volledige geschiedenis vatten in dit artikel, dat is onmogelijk. Maar daarover hebben we voor jullie gelukkig nog goed nieuws (zie verder)! De laatste pagina’s van het levensverhaal van Guy als Opperschavies, die moeten wel nog geschreven worden. En dat gebeurt op zaterdag 23 maart, wanneer het laatste hoofdstuk aanvat: zijn pensioen.
Zo’n bijzondere Antwerpenaar zo’n bijzondere carrière in stilte laten beëindigen: dat kon het stadsbestuur niet laten gebeuren. Guy werd deze zaterdag dan ook geheel terecht in de bloemetjes gezet tijdens een huldigingsmoment op het Schoon Verdiep. Hij werd bedankt voor zijn uitzonderlijke verdiensten voor De Poesje, voor Sint-Andries, voor Antwerpen en voor deze ‘volksKunst’ met een grote K. Een honderdtal aanwezigen mochten samen met Guy en het schepencollege het glas heffen en zo mee dat hoofdstuk inluiden. De onzichtbare artiest – zoals hijzelf een poppenspeler omschrijft – werd eindelijk en geheel terecht in de schijnwerpers gezet.
Guy en Evelynn
Hoe graag ik ook urenlang zou willen luisteren naar alle gekste verhalen die hij meemaakte als poppenspeler, ik zit hier natuurlijk met mijn petje van ‘Antwerpen Leest’ op en wil ook heel graag wat meer horen over de boeken die hij al geschreven heeft en vooral: die hij nog wil schrijven.
In de collectie van de Antwerpse Bibliotheken kan je vandaag al enkele publicaties terugvinden onder zijn naam. Daar komt binnenkort hopelijk zijn opus magnum bij: een historisch verantwoord relaas met nooit eerder verschenen details over de afgelopen veertig jaar. Daarvoor is hij wel nog op zoek naar een uitgever, dus laat dit artikel een heel warme oproep zijn aan alle Antwerpse uitgeverijen om contact op te nemen met Guy. Het zou een doodzonde zijn als de wereld niet van zijn verhalen zou kunnen meegenieten (en geloof mij: hij kan het verdorie sappig vertellen!)
Dat boek schrijft hij niet alleen, hij laat zich daarin bijstaan door auteur Evelynn Bencomo. Ook van deze auteur zijn er al enkele werken aanwezig in de bibliotheek: Romain en Juliette (1999), De Bijbel voor heidenen (2015) en Onzin & andere wijsheid: verzinsels tussen 1984 en 2017 (2017).
Valt er u iets op misschien, beste lezer? Hebben Evelynn en Guy niet opvallend gelijkaardige interesses? Komt dat jaartal 1984 u niet bekend voor? Ik ga het u verklappen: het is een pseudoniem. “Evelynn”, dat zou de naam van het modelabel geweest zijn dat Guy’s vrouw Zita ooit heeft willen opstarten in Antwerpen. Bencomo, dat was de koning van één van de vroegere koninkrijken op Tenerife die het langst heeft standgehouden tegen de Spaanse bezetters in de 15de eeuw.
Guy/Evelynn hebben nog wel wat boeken klaarliggen om uit te brengen in de toekomst. Van de ‘Bijbel voor heidenen’ zou er nog een deel 2 en deel 3 verschijnen en daarnaast werkt hij aan een verhalenbundel met onder meer een herwerking van bekende sprookjes. Hij deed er al eentje uit de doeken over een drenkeling op een eilandje met een palmboom en kokosnoot en het klonk ontzettend veelbelovend!
Levenslessen en anekdotes van Guy, gratis bij de koffie
Als iemand tegen hem zegt: “Spijtig, ik heb het theater nog nooit gezien”, dan antwoordt hij: “Awel, ik ook nie!” (Een schavies staat immers altijd àchter de schermen)
Wanneer ik hem vraag naar zijn schoonste herinnering of meest memorabele optreden uit zijn carrière, dan kan hij daar niet op antwoorden. Of nee: dat kan hij net wel, hij schudt vlotjes veertig minuten lang anekdotes uit zijn mouw. Wist je dat:
- de vaste bezoekers van de Voddemet zijn stukken volledig uit het hoofd mee konden opzeggen?
- iedereen steeds verbaasd was toen ze ontdekten dat Guy zelf alle stemmen insprak (ook de vrouwenstemmen, en dat het publiek hem niet van zijn vrouw kon onderscheiden)?
- de Oudevaartplaats dankzij hem bij alle Antwerpenaren bekend staat als het ‘Neuzeplenke’?
- hij alle decors, alle poppen, alle teksten en alle “reglementen” zelf ontworpen en gemaakt heeft?
- hij genomineerd werd voor de ‘Grote Prijs voor Poppenspel’ van Madrid in de jaren ’90?
- ze in zijn stamcafé op Tenerife nog steeds vragen of het ‘hetzelfde’ mag zijn, al was hij er de laatste keer al 15 jaar niet meer geweest?
- hij ooit heeft opgetreden op het strand op het uiterste puntje van Las Palmas en daar bijna weggeblazen is met decor en al in dat tochtgat?
- hij van de meer dan 2500 voorstellingen er maar eentje op automatische piloot heeft moeten doen?
Veel van zijn wijsheid deed Guy als klein manneke op in de universiteit van het leven: de (onzedige) cafés aan kaaien waar hij met zijn bompa mee naartoe mocht. En dat dat gewerkt heeft, bewijst het feit dat hij toen hij naar school ging jaar na jaar eindigde als eerste van de klas.
Guy heeft nooit subsidies ontvangen vanuit de culturele sector om dit immateriële erfgoed levend te houden. Hij heeft alles zelf bekostigd en heeft zelfs nog heel wat onkostenrekeningen openstaan. Veertig jaar lang heeft hij zich voltijds gewijd aan de Poesje, een hobby was het zeker niet. Maar hij beschouwt zichzelf als de rijkste mens die hij kent.
Wat er met al het theatermateriaal dat Guy gemaakt en verzameld heeft moet gebeuren, daar is nog onduidelijkheid over. Doneren aan een museum wil hij enkel doen indien dit ook effectief tentoongesteld wordt. Alles in een depot opbergen? Dan steekt hij het nog liever in brand.
Hij zou nog wel kunnen verdergaan met optreden, maar hij vindt dat je beter kan stoppen op het moment dat je het nog goed kan en nog graag doet, op het hoogtepunt. Zo kan je ook met een gerust hart en een tevreden glimlach afscheid nemen.
“Wie wil, die kan
Wat ik niet gekund heb
zal ik ook niet gewild hebben”