Beroerend boek over de erfenis van de collaboratie
Stefan Hertmans is al langer een gevestigd en gewaardeerd Belgisch schrijver. Hij schrijft romans, verhalen, essays, poëzie en theaterstukken. Zijn eerste publicatie is de roman Ruimte in 1981, met de roman Naar Merelbeke (1994) werd hij genomineerd voor de Librisprijs en voor de Schrijvers-van-Nu-prijs van ECI maar met Oorlog en Terpentijn brak hij in 2013 door bij het brede publiek. Het boek werd in 25 talen vertaald en de New York Times plaatste War and Turpentine in haar lijst van 10 beste romans van 2016.
In De opgang slaat hij dezelfde weg in als in Oorlog en Terpentijn en de opvolger De bekeerlinge. Hij vervlecht zijn eigen leven met een verhaal uit de geschiedenis dat hij als onafhankelijk waarnemer tracht te ontrafelen. In 1979 kocht de jonge Hertmans voor een habbekrats een vervallen huis in het Patershol in Gent, het Drongenhof. Tijdens een rondgang door het huis hoort hij van de eigenaar dat er een Vlaamse SS-er heeft gewoond met zijn gezin. Twintig jaar later als hij het huis terug verkoopt, en pas als hij het boek Zoon van een 'foute' Vlaming, geschreven door Adriaan Verhulst, zoon van de SS-er in kwestie, Willem Verhulst, onder ogen krijgt, neemt Hertmans de pen op om dit verhaal te onderzoeken en neer te schrijven. Hertmans kreeg zelf nog les van deze Adriaan Verhulst die tijdens zijn leven een vermaard historicus en hoogleraar was aan de Universiteit Gent.
De perspectieven in dit boek zijn net als in zijn vorige boeken prachtig in elkaar verweven. Hertmans kijkt terug naar zijn jonge ik tijdens die rondgang in het riante huis. Daar tussendoor leert de lezer in een andere chronologische verhaallijn de jeugd en het latere leven van Willem kennen, zowel voor, tijdens als na de oorlog. Even gemakkelijk springt Hertmans terug naar zijn eigen perspectief en kijkt hij ook terug naar zijn jonge onervaren ik die de wereld leert ontdekken samen met een soort hippe commune die in dat huis met een verleden samenkomt.
Het beeld van Willem radicaliseert doorheen het boek. Hij groeit op als kleine jongen in Berchem waar zijn vader diamantslijper is. Als scholier en student zet hij zich af tegen de Franstalige elite, en vandaaruit ontwikkelt hij zijn flamingantisme. Hij wordt verliefd op een Joodse vrouw die ouder is dan hem en hij wegkaapt uit een bakkerij en waarmee hij zelfs stiekem trouwt. Hij is de Groot-Germaanse gedachte toegedaan en ziet zich gedwongen te vluchten naar Nederland via een aantal contactpersonen. Zijn vrouw wordt er door hun opvanggezin zo goed mogelijk verzorgd want zij is ernstig ziek geworden. In het protestantse Nederlandse dorp Oud-Zevenaar leert hij Mientje kennen, een boerendochter. Als zijn vrouw snel sterft, vraagt hij haar hand en komen ze als koppel in Gent in het Drongenhof terecht. Ze stichten een gezin en krijgen drie kinderen. Ondertussen radicaliseert hij en collaboreert hij met het Duitse regime, en maakt hij als SS-er lijsten waarin hij zijn eigen buren en contacten verraadt als zijnde joden, communisten of andere ‘verraders’.
Mientje is echter een streng gelovige brave Nederlandse huisvrouw die niets moet hebben van de ideeën en ideologie van haar man. Ze is pacifistisch en leeft mee met zowel de slachtoffers van het regime als de arme gezinnen van de collaborerende Vlamingen die zonder middelen vallen. Ze raakt snel erg verbaasd over de man die haar op zo’n snelle manier heeft weten in te pakken. In het Drongenhof verbant Mientje hem en zijn gesprekken met zijn gasten naar zijn ‘dodenkamer’ en verbiedt haar kinderen in die kamer te komen. De gipsen buste van Adolf Hitler kan ze maar niet verdragen en wil ze zo weinig mogelijk zien. Het is verbazingwekkend dat het verschil tussen beide echtelieden zo groot is. Hertmans weet je ook mee te slepen in het verhaal van Mientje dat zo tegengesteld is aan dat van haar man. Tijdens en in de nasleep van de oorlog als ze gescheiden is van Willem, neemt ze zelfs vluchtelingen op. Het Drongenhof wordt zo een toevluchtsoord voor kunstenaars en academici die een onderkomen nodig hebben en altijd bij haar terechtkunnen, onder wie enkele bekende namen. Willem heeft op zijn beurt nog een minnares waar hij wel zijn ideeën en gedachten mee kan delen.
Na de oorlog werd Willem Verhulst tot levenslang veroordeeld maar raakte hij dankzij enkele handige contacten toch vrij en trouwde hij met zijn minnares om terug naar Berchem te verhuizen. Hij kon zelfs bij zijn vroegere werkgever terecht om opnieuw te beginnen. Hij voelde zich zoals vele Vlaamse collaborateurs tot op het einde meer slachtoffer dan dader, en kwam niet tot inkeer.
Hertmans onderzoekt in dit boek de motieven en redenen van Willem en laat de lezer zonder zelf te oordelen doorheen het boek ontdekken wat Willem zo antipathiek maakt en welke wandaden hij allemaal heeft gepleegd. Soms komt de stijl van de auteur misschien wat gekunsteld en gecompliceerd over, maar zijn prachtige taal maakt dit helemaal goed.
Opnieuw maakt hij de lezer deelgenoot van hoe zijn onderzoek vordert op zijn eigen manier. Hertmans kon beroep doen op de dagboeken van Mientje als bron, die hij kreeg van de twee dochters uit het gezin en daarnaast op het rechtbankdossier van Willem Verhulst. De acties van Willem Verhulst kostten vele levens. Hertmans gebruikt opnieuw een ‘klein verhaal’ om de grote geschiedenis mee te duiden en verdere evoluties aan te tonen. Er zijn een aantal tegenstrijdigheden in het boek gekropen, ook wat de auteur zelf betreft trouwens, en hij spaart zichzelf niet. Zoals met zijn vorige boeken vangt hij ontzettend goed de aandacht van de lezer, en vult hij de feiten in tot een compleet verhaal. Een prachtig verhaal dat weer veel lezers zal beroeren.
In De opgang slaat hij dezelfde weg in als in Oorlog en Terpentijn en de opvolger De bekeerlinge. Hij vervlecht zijn eigen leven met een verhaal uit de geschiedenis dat hij als onafhankelijk waarnemer tracht te ontrafelen. In 1979 kocht de jonge Hertmans voor een habbekrats een vervallen huis in het Patershol in Gent, het Drongenhof. Tijdens een rondgang door het huis hoort hij van de eigenaar dat er een Vlaamse SS-er heeft gewoond met zijn gezin. Twintig jaar later als hij het huis terug verkoopt, en pas als hij het boek Zoon van een 'foute' Vlaming, geschreven door Adriaan Verhulst, zoon van de SS-er in kwestie, Willem Verhulst, onder ogen krijgt, neemt Hertmans de pen op om dit verhaal te onderzoeken en neer te schrijven. Hertmans kreeg zelf nog les van deze Adriaan Verhulst die tijdens zijn leven een vermaard historicus en hoogleraar was aan de Universiteit Gent.
De perspectieven in dit boek zijn net als in zijn vorige boeken prachtig in elkaar verweven. Hertmans kijkt terug naar zijn jonge ik tijdens die rondgang in het riante huis. Daar tussendoor leert de lezer in een andere chronologische verhaallijn de jeugd en het latere leven van Willem kennen, zowel voor, tijdens als na de oorlog. Even gemakkelijk springt Hertmans terug naar zijn eigen perspectief en kijkt hij ook terug naar zijn jonge onervaren ik die de wereld leert ontdekken samen met een soort hippe commune die in dat huis met een verleden samenkomt.
Het beeld van Willem radicaliseert doorheen het boek. Hij groeit op als kleine jongen in Berchem waar zijn vader diamantslijper is. Als scholier en student zet hij zich af tegen de Franstalige elite, en vandaaruit ontwikkelt hij zijn flamingantisme. Hij wordt verliefd op een Joodse vrouw die ouder is dan hem en hij wegkaapt uit een bakkerij en waarmee hij zelfs stiekem trouwt. Hij is de Groot-Germaanse gedachte toegedaan en ziet zich gedwongen te vluchten naar Nederland via een aantal contactpersonen. Zijn vrouw wordt er door hun opvanggezin zo goed mogelijk verzorgd want zij is ernstig ziek geworden. In het protestantse Nederlandse dorp Oud-Zevenaar leert hij Mientje kennen, een boerendochter. Als zijn vrouw snel sterft, vraagt hij haar hand en komen ze als koppel in Gent in het Drongenhof terecht. Ze stichten een gezin en krijgen drie kinderen. Ondertussen radicaliseert hij en collaboreert hij met het Duitse regime, en maakt hij als SS-er lijsten waarin hij zijn eigen buren en contacten verraadt als zijnde joden, communisten of andere ‘verraders’.
Mientje is echter een streng gelovige brave Nederlandse huisvrouw die niets moet hebben van de ideeën en ideologie van haar man. Ze is pacifistisch en leeft mee met zowel de slachtoffers van het regime als de arme gezinnen van de collaborerende Vlamingen die zonder middelen vallen. Ze raakt snel erg verbaasd over de man die haar op zo’n snelle manier heeft weten in te pakken. In het Drongenhof verbant Mientje hem en zijn gesprekken met zijn gasten naar zijn ‘dodenkamer’ en verbiedt haar kinderen in die kamer te komen. De gipsen buste van Adolf Hitler kan ze maar niet verdragen en wil ze zo weinig mogelijk zien. Het is verbazingwekkend dat het verschil tussen beide echtelieden zo groot is. Hertmans weet je ook mee te slepen in het verhaal van Mientje dat zo tegengesteld is aan dat van haar man. Tijdens en in de nasleep van de oorlog als ze gescheiden is van Willem, neemt ze zelfs vluchtelingen op. Het Drongenhof wordt zo een toevluchtsoord voor kunstenaars en academici die een onderkomen nodig hebben en altijd bij haar terechtkunnen, onder wie enkele bekende namen. Willem heeft op zijn beurt nog een minnares waar hij wel zijn ideeën en gedachten mee kan delen.
Na de oorlog werd Willem Verhulst tot levenslang veroordeeld maar raakte hij dankzij enkele handige contacten toch vrij en trouwde hij met zijn minnares om terug naar Berchem te verhuizen. Hij kon zelfs bij zijn vroegere werkgever terecht om opnieuw te beginnen. Hij voelde zich zoals vele Vlaamse collaborateurs tot op het einde meer slachtoffer dan dader, en kwam niet tot inkeer.
Hertmans onderzoekt in dit boek de motieven en redenen van Willem en laat de lezer zonder zelf te oordelen doorheen het boek ontdekken wat Willem zo antipathiek maakt en welke wandaden hij allemaal heeft gepleegd. Soms komt de stijl van de auteur misschien wat gekunsteld en gecompliceerd over, maar zijn prachtige taal maakt dit helemaal goed.
Opnieuw maakt hij de lezer deelgenoot van hoe zijn onderzoek vordert op zijn eigen manier. Hertmans kon beroep doen op de dagboeken van Mientje als bron, die hij kreeg van de twee dochters uit het gezin en daarnaast op het rechtbankdossier van Willem Verhulst. De acties van Willem Verhulst kostten vele levens. Hertmans gebruikt opnieuw een ‘klein verhaal’ om de grote geschiedenis mee te duiden en verdere evoluties aan te tonen. Er zijn een aantal tegenstrijdigheden in het boek gekropen, ook wat de auteur zelf betreft trouwens, en hij spaart zichzelf niet. Zoals met zijn vorige boeken vangt hij ontzettend goed de aandacht van de lezer, en vult hij de feiten in tot een compleet verhaal. Een prachtig verhaal dat weer veel lezers zal beroeren.
Synopsis
Het levensverhaal van Willem Verhulst, een Vlaming die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkelt tot een overtuigde collaborateur met de Duitse bezetter, gecombineerd met het verhaal van het huis waarin Verhulst woonde.