onbehaaglijk, hallucinant
DE KAMER. Jonas Karlsson. *****
‘Onbehaaglijk’ en ‘hallucinant’. Dat zijn de twee begrippen die, ook in die volgorde, tijdens het lezen bij me opkwamen. Als ik in andere recensies termen als ‘grappig’ en ‘humoristisch’ lees, vraag ik me af of ik een ander boek gelezen heb. Een andere werkelijkheid heb ervaren. Niet zo heel anders dus dan Björn, het hoofdpersonage/verteller. Tenzij met ‘grappig’ en ‘humor’ verwezen wordt naar en Kafkaïaans absurdisme, en naar de clichés over werken bij een overheidsinstantie, die allemaal worden bevestigd.
Het probleem is dat Björn een kamer ziet, die er niet is, die er wiskundig ook niet kan zijn. En terwijl hij er zich niettemin in terugtrekt, en daar perfect op zijn gemak is, anders dan in de sociale contacten op de werkvloer, ‘zien’ de anderen‘ niet verder dan de muur waartegen hij staat, weg van de wereld, in zichzelf gekeerd.
Wie heeft het bij het rechte eind?
Ongetwijfeld is Björn een buitenbeentje. Zijn superioriteitsgevoel, zijn complottheorieën en de meedogenloosheid waarmee hij bereid is diegenen op te offeren die tegen hem zijn, zouden narcistische trekjes kunnen blootleggen.
De extreme precisie waarmee hij zijn werk wil doen, zijn aversie voor alles wat de/zijn rust en orde verstoort (zijn chaotische collega die half zijn bureau met dossiers dreigt te overspoelen), zijn absoluut gebrek aan sociale vaardigheden – tenzij hij zich een aangeleerde rol aanmeet (om in de context te passen, geaccepteerd te worden en zo zijn doel te bereiken), zijn ontbreken van empathie zouden kunnen wijzen op een autismespectrumstoornis. Asperger, gecombineerd met zijn genialiteit.
Heeft hij wanen, of is hij inderdaad op zijn manier geniaal? Is hij misschien hoogbegaafd en ziet hij inderdaad verder dan de gemiddelde collega die zijn uren klopt? Is de muur die ze zien, waar hij een kamer ziet, symbool voor hun eigen kortzichtig denken? Een blinde muur…
Is de kamer geen reële plek, maar ergens ook geen waan, maar een veilige ruimte in Björns hoofd waar zijn denken niet gekortwiekt wordt door omringende banaliteit en stress? Een vorm van dissociatie om het leven in een gemeenschap aan te kunnen? Om niet overprikkeld te worden?
Of is het hele verhaal één grote waan, en de Instantie geen overheidsinstelling maar een psychiatrisch ziekenhuis? En is het dan een aanklacht op hoe onmenselijk en ontoereikend de psychische zorg verloopt?
Of is het een parodie op de maatschappij? En is Björn dan een gevaarlijke gek die een systeem omver wil werpen voor eigen glorie, een despoot met hoogheidswaanzin, of is hij een ‘eenzame’ ziener? Een superieure intelligentie maar verstoken van empathie en mededogen?
Er is ook iets zeer bizars met de vertelstijl. Waar het de Instantie en het loutere werk betreft, is de verwoording abstract, onderkoeld, zowel getuigend van een steriele ouderwetsheid als anderzijds van een science fictionachtige toekomst waarin mensen vervangen zijn door kille robots, die niet denken, niet voelen, slechts uitvoeren. Dossiers zijn een nummer, een anonimiteit.
Daartegenover staat de ontreddering van de collega’s in hun kleinmenselijkheid en dagelijkse beslommeringen. Ook hun orde en rust worden door Björns aanwezigheid verstoord, zoals de zijne door hen wordt ontregeld. Het boek schept een wereld waarin niét met het verschil kan worden omgegaan. De enige die het probeert is Karl, de chef, onhandig en met het zweet in zijn handen, geremd door zijn overgewicht. Hij is ‘de hamburger in het broodje’: horizontaal op de werkvloer tussen Björn en de collega’s, en verticaal tussen de werkvloer en de gd, de generaal-directeur. Deze laatste remt Karl uiteindelijk af, zowel in zijn pogingen om tot een diplomatische oplossing te komen als in zijn als het ware vaderlijke bezorgdheid naar Björn, die hij niet langer de hand boven het hoofd kan houden.
Een intrigerend boek, dat meer vragen oplevert dan antwoorden biedt.
Ik heb het in één adem uitgelezen. Bevreemd, maar niet ontroerd of vertederd. Wél met de veelzijdige empathie van de therapeut die alle partijen probeert te begrijpen, maar tegelijk ook hun onmacht deelt om tot verzoening, wederzijds begrip en harmonie te komen. En dus met een gevoel van eenzaamheid achterblijft, misschien zoals die Karl, de chef, eenzaam en met een gevoel van falen.
Wie absoluut niet gefaald heeft is Jonas Karlsson. Met perfecte precisie heeft hij de sfeer gecreëerd die hij beoogde. Hij heeft me uit mijn comfortzone gehaald, en daar houd ik van: van literatuur, van kunst, die me doet wankelen in mijn zekerheden. Ook al word ik niet blij van het boek, veeleer laat het een tristesse achter. Dus grappig…? Dat is dan maar mijn kamer in mijn hoofd.
Synopsis
Een kantoorklerk heeft zijn eigen manier om zich te concentreren temidden van de kantoorhectiek, maar dat valt niet goed bij collega's.