een Proustiaan of een Beckettiaan?
Bart Stouten is dichter en presentator bij KLARA, waar hij met veel succes dagelijks het programma Klassiek Leeft presenteert. De dynamiek van radio als kunstmedium daagde hem o.a. bij het beluisteren van de heruitzending, op de langegolf, van de oorspronkelijke hoorspelen van Samuel Beckett n.a.v. diens 80e verjaardag in 1986. In 1990, toen hij bij Radio1 werd aangesteld als producent bij de dienst Hoorspelen van de VRT, heeft hij die Beckett-juweeltjes integraal vertaald en gerealiseerd in een Nederlandstalige versie, samen met regisseur Martine Ketelbuters. Later leidde hij ook andere hoorspelreeksen voor de Vlaamse radio met exclusief werk van o.a. Tom Stoppard, Harold Pinter en Peter Handke.Voor Zegge en Schrijve, het literair magazine van Radio3, verzorgde Stouten in het midden van de jaren negentig poëtische sfeerbeelden met interview en discursieve introductie. Drie jaar lang presenteerde hij het dagelijkse Pak van Sjaalman (1998-2000) waarin hij samen met Gudrun de Geyter en Johan Van Cauwenberge inzoomde op aspecten van hedendaagse literatuur en filosofie. Bij Klara werkte hij mee aan het literair magazine Volgeboekt en presenteerde meer dan tien jaar lang het spitsprogramma De Tuin van Eden (een poëtische mix van klassiek, jazz, wereld- en filmmuziek). Nadien was er Stouten op Zondag (2010-2013) en het lunchprogramma Bellevue (2011-2013).Sedert 2013 presenteert Bart Stouten elke weekdag bij Klara het klassieke muziekprogramma Klassiek Leeft. Als dichter heeft hij zijn stijl langzaam laten rijpen in literaire dagboekaantekeningen die hij dagelijks maakte (sedert het overlijden van zijn ouders en tweelingszus in een tragisch ongeval midden in zijn puberteit) zonder te weten welke definitieve vorm ze later zouden krijgen.Bart Stouten is een groot liefhebber en kenner van muziek en voelt zich aangetrokken door auteurs en dichters die zelf iets doen met de muziek in hun werk (Beckett, Proust, Celati, Barthes, Eliot, Powell, Bernlef, Cendrars, Hellman, Waugh, Maeterlinck, Musil, Pasolini, Yeats, Mishima, Cocteau).Bart Stoutenn zegt zelf dat ‘Proust is er altijd geweest wanneer het misliep in zijn leven. Er zijn veel gelijkenissen tussen Proust en hem. Hij was astmatisch, hij had een sterke moederbinding. En daar zijn dingen uit voortgevloeid die ik meteen herkend heb.’ In het boek stuiten we op tot dusver onbekende informatie. Zo kon Stouten putten uit zijn briefwisseling met Barbara Bray, die jarenlang de minnares was van Samuel Beckett. Bray werd in 1953 scriptredacteur voor het BBC Third Programme, dat Europese 20e-eeuwse avant-garde schrijven voor het netwerk in opdracht gaf en vertaalde. Harold Pinter schreef enkele van zijn vroegste werk op aandringen van Bray.Vanaf ongeveer 1961 woonde Bray in Parijs en vestigde een carrière als vertaler en criticus. Ze vertaalde de correspondentie van George Sanden werk van vooraanstaande Franstalige schrijvers uit haar eigen tijd, waaronder Marguerite Duras, Amin Maalouf, Julia Kristeva, Michel Quint, Jean Anouilh, Michel Tournier, Jean Genet, Alain Bosquet, Réjean Ducharme en Philippe Sollers. In 1986 ontving ze de PEN Vertaalprijs.Bray werkte samen met de filmregisseur Joseph Losey aan het scenario voor Galileo (1975), een bewerking van het toneelstuk van Bertolt Brecht. In hetzelfde decennium werkten ze samen aan het script voor een biografische film over Ibn Sa'ud,de oprichter van Saoedi-Arabië en (met Harold Pinter)schreef ze een bewerking van Proust's Remembrance of Things Past. Bray werkte ook veel samen met Samuel Beckett, het ontwikkelen van een professionele en persoonlijke relatie die de rest van zijn leven voortduurde. Bray was een van de weinige mensen met wie de toneelschrijver zijn werk besprak.Dankzij haar ontdekte Bart Stouten waar Beckett de inspiratie haalde voor zijn bekendste stuk, ‘Wachten op Godot’. ‘Beckett had een enorme fascinatie voor Dante. Ergens in de Divina Commedia bevindt zich een kamer waar zielen wachten op hun oordeel. Om elkaar te entertainen gebruiken ze oneliners, grapjes en acrobatische dingen die je terugvindt in de tekst.’ Maar is Bart Stouten nu zelf een Proustiaan of een Beckettiaan? ‘Een mooie vraag! Bij Proust denk je aan taalmuziek en retorische, wat wollige, middelen. Bij Beckett denk je aan die lapidaire, korte tekstjes. De maestro is geëvolueerd naar een Beckettiaan. Beckett heeft iets belangrijks gezegd: ‘Taal is een sluier die over de werkelijkheid ligt, maar het is wel aan taal om die sluier te benoemen. Dat is de paradox waar Beckett z’n hele leven mee geworsteld heeft.’In dit boek bezoekt Bart Stouten bezoekt opnieuw Parijs, waar hij als jongeman op zoek ging naar overgebleven ‘levende’ sporen van beide auteurs. Hij laat ook minder bekende aspecten over het leven en werk van Beckett en Proust de revue passeren: zoals bijvoorbeeld de subjectieve verteller die plots alwetend wordt in Un Amour de Swann, Beckett als leraar in de klas, de immense impact van Schopenhauer en Bergson op Prousts volzinnen, Becketts ‘taalmuziek van de leegte’ getekend door zijn fascinatie voor het quietisme, de ware ziekte van Proust (die niét astma was) en hoe Beckett zelf over zijn werk dacht. Bart Stouten weet de lezer heel gedreven te verleiden met de prachtige elementen uit het werk van de literatoren die hem zelf boeien en charmeren. Dit alles brengt hij in dat prachtige Nederlands dat echt zijn kenmerk is.