Wolf, wolf, hoe laat is het? - interview met Hanneke van de Kerkhof
Een boek schrijven, het in eigen beheer uitbrengen, het herschrijven naar een toneelstuk en het zelf op de planken brengen: Hanneke van de Kerkhof kan het.
‘Wolf, Wolf, Hoe laat is?’ is het in een erg beeldende taal geschreven coming-of-ageverhaal van Loes, een meisje dat zich afvraagt of geluk maakbaar is en hoe je dat dan doet? En of je je bestaansrecht moet verdienen. Hoeveel je mag voelen en hoe anders je mag zijn. Een personage dat overal verhalen ziet en stukjes werkelijkheid vangt met haar fototoestel.
Een boek voor iedereen die zich afvraagt hoe en waarom een leven te leiden vanuit het hart.
Je schreef ‘Wolf, Wolf, Hoe laat is het?’ al een tijd geleden. Wanneer ben je d’r eigenlijk aan begonnen?
Goh – al 8 à 10 jaar geleden. Toen niet met de intentie om een boek te schrijven. Ik ben ermee begonnen omdat ik medicatie moest nemen, waardoor ik zes weken niets anders kon dan op een stoel zitten. En ik kon ook niet goed zien. Dus zat ik achter mijn laptop en ik heb 6 weken geschreven. Niet met een bepaald doel. Het was ’t enige wat ik kon. En toen ik zoveel op papier had, dacht ik – wat doe ik hier nu mee? Wat heb ik nu eigenlijk geschreven? Kan ik er een verhaal van maken? Enkel voor mezelf dacht ik nog altijd. Dat deed ik dan maar, dat verhaal maken – ik vond het slecht – in de vuilbak gegooid en opnieuw begonnen.
Dan ging ik een workshop volgen om een prentenboek voor volwassenen te maken, maar ik vertelde over mijn verhaal en ik werd aangemoedigd om dat verhaal uit te werken, want het verhaal sprak aan. Dan dat maar terug opgepakt. Nog maar eens alles eerst in de vuilbak en opnieuw begonnen. Vlak voor het einde kreeg ik veel twijfels – wie zit hier nu op te wachten? – ik durfde het aan niemand laten lezen. Dan toch maar een goede vriendin gepolst die wat van literatuur kent en haar heel expliciet naar een eerlijke mening gevraagd.
Die belde mij dezelfde dag op, ik dacht dat ze mijn bestand niet open kreeg ofzo, maar ze zei: ik heb het in één ruk uitgelezen, verder doen, afmaken!
Dan heb ik het in twee weken afgeschreven, want in één keer had ik dát gehoord wat ik nodig had om verder te schrijven. En zo is een experiment van zes weken na zoveel jaar een boek geworden.
Je hebt het in eigen beheer uitgegeven.
Ja. Ik ben op zoek gegaan naar een uitgever. Ik kreeg wel wat reactie, maar hoe ze het wilden uitgeven overtuigde me niet. Een boek is niet een kaft met letters ertussenin.
Het moet aandacht trekken. Tof zijn om vast te pakken. Een sprekend lettertype. Het eerste wat ik bijvoorbeeld met een boek doe, is er aan ruiken. Een bepaalde uitgeverij zei dat eindredactie niet nodig was, ik zei neen, dat moet wel, ik wou er geen fouten in. Dus ging ik het allemaal zelf doen.
Lag het verhaal zelf ook al heel lang te sluimeren, is het autobiografisch of autofictie?
Ik kan wel zeggen dat het ‘mij’ is, maar niet letterlijk autobiografisch. Want (geen spoiler) ik heb geen meneer gekend die in een boom woonde. Mijn personages zijn metaforen.
En ik wilde ook geen verhaal over mezelf schrijven. Ik dacht niet: ik ben razend interessant, ik ga daar eens een boek over schrijven. De emoties en de worstelingen van het hoofdpersonage zijn me echter wel bekend. Die heb ik ook wel ervaren.
Ergens komt een passage voor waar het personage zegt ‘Natuurlijk heb ik dan een publiek’. Was dat een sluimerende droom: een publiek bereiken?
Als je dan zover bent dat je het in eigen beheer gaat uitgeven, dan ga je de schaamte voorbij, en ga je het de wereld inbrengen. En het moment dat je dat doet, dan hoop je natuurlijk op bereik. Ik ben wel een alles-of-niets-mens, en dan is the sky the limit.
Waar is het boek beschikbaar?
Via mij. Of je kunt ’t via boekhandels bestellen, of via Bol.com. Er is ook een e-book en een luisterboek versie.
Je hebt een beeldende taal: je schrijft bijvoorbeeld ergens: ‘In de echte wereld verbleken mijn dromen als een spiegel die beslaat na een lange hete douche’.
Ja, die zinnen rollen er gewoon uit. Ik moet maar opschrijven wat ik zie. Zoals in een film – ik hoor wat mijn personages zeggen en ik schrijf het op.
Of: ‘Arend hoort bij fijn, de rest is pijn’.
Ook, als ik schrijf, hoor ik melodie. Dus ik schrijf in mijn hoofd op muziek. Het moet in het juiste ritme kloppen. Ik lees ook altijd hardop wat ik schrijf. En soms klopt dat niet volledig grammaticaal, maar toch klopt het wel (lacht). Zoals woorden wel eens in een andere volgorde zetten.
Wat dan klopt met een personage dat de wereld ook anders aanvoelt.
Ja, maar het is nooit zo opzettelijk bedoeld, van nu ga ik het even tegendraads stellen. Neen, dat komt vanzelf zo. En ik wil dat dan niet veranderen.
En nu herschrijf je het in functie van het theater. Hoe heb je dat aangepakt?
Dat was een gevecht. Moeilijke keuzes. En je kunt niet alle personages opnemen, dat wordt te veel in het stuk. Dus moest ik op zoek naar de essentie.
Wat is nu echt waar het bij mij hier om draait? Dat moest ik vastnemen en ik kwam uit bij mijn meest authentieke zelf. En durf en kan ik dat weergeven?
In het stuk word je vooral meegenomen in emoties eerder dan in situaties. De bedoeling is dat het gevoeld wordt. Alle sfeerbeschrijvingen van het boek moet je niet in de tekst voor theater opnemen, maar je moet het laten zien.
Het theatergezelschap waar ik inzit richt zich op psychologische en filosofische thema’s. Dus die lijn wordt ook wel gevolgd.
Je wou het graag met je dochter spelen?
Ja, dat was het plan. En we hadden data geprikt. Maar ze heeft al een zwaar jaar achter de rug en kiest ervoor dit er niet bij te nemen. Dat is misschien jammer maar belangrijker is: ze luistert naar haar authentieke zelf, en daar ben ik dan ook wel heel erg blij om.
Daar draait namelijk het boek om: het leven leiden dat bij je past.
‘Wolf, wolf, hoe laat is het?’ speelt op 19, 20 en 21 mei in zaal Zirkus. Hier vind je meer info en kan je tickets reserveren.