Interview met thrillerauteur Anne-Laure Van Neer, winnaar van de Hercule Poirotprijs 2022
Door Wendy Struyf. Foto: DL Photography
Met haar vier boeken 'Justine’, ‘Maurice’, ‘Louise’ en ‘Joséphine’ is de Antwerpse auteur Anne-Laure Van Neer reeds een gevestigde waarde in de thrillerwereld. Misdaad en komedie kenmerken het werk van deze schrijfster, in 2022 werd haar succes beloond met de Hercule Poirotprijs voor de thriller ‘Joséphine’. Antwerpen Leest redactrice Wendy had een gesprek met deze boeiende auteur.
In een vroeger leven werkte je in de toeristische sector, een aantal jaren later heb je vier boeken geschreven en won je de Hercule Poirotprijs 2022. Hoe ben je in de schrijverswereld terecht gekomen?
De drive om te schrijven was er altijd al, in de toeristische sector schreef ik al voor een intern krantje. Een aantal jaren later ben ik in een burn-out geraakt, hierdoor ben ik in loopbaanbegeleiding gegaan. Een van de vragen die ze me daar stelden: ‘Wat zou je nog doen als je nog maar vijf jaar, vijf maanden, vijf dagen te leven had?’ Het enige antwoord dat ik had was: ‘Ik zou graag een boek schrijven.’ Ik realiseerde me dat ik het gewoon moest proberen. Ik stortte me in het schrijven van een chicklit, het humoristische trok me aan maar het zeemzoete was niet echt mijn ding. De bedenking om een thriller met het luchtige te combineren kwam toen bij mij op. Met mijn debuut 'Justine' heb ik dit geprobeerd en ja, het werd goed onthaald.
Bij veel auteurs loopt lezen als een rode draad doorheen de kinderjaren, hoe was dit voor jou?
Volgens mij heb ik de bibliotheek van Edegem helemaal uitgelezen. Elk genre is voorbij gekomen, thrillers, historische romans, zelfs fantasy. De Belgische literatuur sprak me niet zo aan. Ik ga me niet zo populair maken, maar soms heb ik het gevoel dat een Belgisch literair verhaal zo zwaar is. Als je de krant leest, lees je al zoveel ellende, daarom vind ik de zwaarte van sommige verhalen gewoon niet tof. Een verhaal hoeft voor mij niet zwaarmoedig te zijn, Ik probeer in mijn eigen verhalen iets luchtig te steken met weliswaar een ernstig thema aan de basis van het verhaal.
Lezers noemen je boeken pittige verhalen, verhalen met humor en soms luguber, hoe zou je zelf je verhalen omschrijven? Of passen je boeken in het subgenre misdaadkomedie?
Misdaadkomedie, al vind ik de misdaad niet zo belangrijk. Een dode is nooit iets doelbewust in mijn boek, het hoeft niet. Noem het eerder per ongeluk. Ik start niet met de gedachte ‘er gaat een dode vallen’. De start van ‘Justine’ is een bekentenis, dan blijft nog steeds de vraag “wat is er waar en wat niet”? ‘Maurice’ is dan weer het ‘temptation island’ voor seriemoordenaars en in ‘Louise’ vecht een moeder voor haar kind. Ik houd van personages die een misdaad plegen voor een goede reden.
Heb je een bepaalde doelgroep voor ogen bij de start van een nieuw boek?
Nee, maar ik denk hierover wel na. De oudere generatie heeft geen probleem met lange hoofdstukken, terwijl de jongeren nu op een meer gefragmenteerde manier informatie verwerken. Tiktok, Reels, Youtube bevatten vooral informatie die een korte aandachtspanne vereisen. Als je als auteur meerdere generaties wil aanspreken, moet je daar ook rekening mee houden. Het verhaal ‘Joséphine’ is dus onderverdeeld in scenes en niet in hoofdstukken, waardoor het voor iedereen vlotter leest.
Humor is een sterk ingrediënt in de vier verhalen, kunnen we dan stellen dat Anne-Laure Van Neer zelf ook humoristisch is?
Ja, ik vind het gegeven humor iets waardoor je met zware gebeurtenissen kunt omgaan in het leven, heftige emoties kan je doorbreken met humor. Ik ben geen optimist, misschien ben ik eerder een realistisch persoon. In alle ellendige situaties kan je altijd wel iets vinden dat grappig is. Humor mag wel niet ten koste gaan van anderen. Kleineren dat doe ik ook niet in mijn boeken, voor mij valt dit niet onder de noemer humor. Op iemand trappen om hogerop te geraken is voor mij geen humor.
Je debuut ‘Justine’ heb je geschreven in 2015, hoe kijk je anno 2024 terug op je eerste boek?
Mijn eerste boekenkind, daar ben ik zelf nog altijd fier op. We hadden juist ons huis gekocht, overdag waren we aan het verbouwen en ’s nachts schreef ik aan ‘Justine’. In september is het uitgegeven en het boek werd gauw nog ingestuurd voor de Hercule Poirotprijs. Ik kreeg telefoon van de uitgeverij dat 'Justine' was genomineerd en ben even gaan googelen want de prijs was voor mij onbekend. Het was een heel tof en blij gevoel.
Al je hoofdpersonages hebben een gezegende leeftijd, waar ligt de kiem om rond deze personages je verhalen op te bouwen?
De bron van ‘Justine’ is ontstaan uit een gesprek met mijn vader, hij zei: ‘Ik wil nooit naar een rusthuis, geef mij dan maar een spuitje.’ Dat gesprek is bij mij blijven hangen, stel dat je iemand onder dwang naar een rusthuis wil voeren. Hoe gaat die persoon dit oplossen? Het is tof om uit een perspectief van oudere mensen te schrijven, ze hebben een ‘fuck de wereld’- mentaliteit, een ‘mij kan je niets meer maken, want ik heb alles gezien’-attitude. Ze zijn niet meer onder de indruk of voelen geen sociale druk meer. Als schrijver is dit bevrijdend, je kan alle kanten op met deze personages. Zelf ben ik niet echt bezig met de fysieke ongemakken, maar de mindset van een oudere persoon die iets wil bereiken, dat is fijn om uit te schrijven.
Bij het boek ‘Joséphine’ werden een aantal thema’s onder de loep gelegd: problemen binnen een bejaardentehuis, de manier hoe het verzorgingspersoneel met de ouderen omgaat en zelf je levenseinde bepalen. Stond de thematiek al vast voor je begon te schrijven?
De inspiratie voor ‘Joséphine’ kreeg ik na het lezen van een krantenartikel over twee bejaarden die niet konden aarden in een bejaardentehuis. In het weekend zijn ze van het dak van hun appartement gesprongen. Dit raakte me erg, ik vroeg me af waarom ze geen euthanasie konden krijgen. In België zijn we zo vooruitstrevend en dan nog heb je beperkingen. Ik ben onmiddellijk gaan denken wat zou ik doen, toen zijn mijn gedachten ontspoord naar het kruidentuintje in ‘Joséphine’. De basis voor een goed boek is een universeel thema, je moet een thema nemen dat je aan een oermens kunt vertellen. Een thema dat ergens onderaan de behoeftepiramide staat, spreekt de meeste mensen wel aan. Daar kan iedereen zich wel in vinden.
Elk schrijfproces is anders, hoe ziet jouw schrijfproces eruit?
Eerst afkicken van het vorig boek. Nadenken over het thema, mijn antennes openzetten naar krantenartikelen of gesprekken. Mijn rebelse personages zijn een verlengde van mezelf, ik ga altijd bij mezelf ten rade: ‘hoe zou ik het doen?’ Ik overdenk ook welke obstakels op de weg van het personage komen. Gelezen verhalen vervagen na een tijd maar karakters blijven staan dus neem ik veel tijd om mijn personages uit te werken. Dan start ik pas met schrijven, een begin en een doel heb ik, de weg zal ik chronologisch invullen. Onze kattenoppas is wel verwittigd (lacht) want in mijn schuif zitten schriftjes vol moordplotten.
Wat vind je de grootste uitdaging als schrijver?
Bij het tweede boek ontstaat er een nieuw gegeven. Het eerste boek werd goed onthaald, dus wil je het tweede niet ‘verprutsen’. Na het verschijnen van een tweede boek gaan mensen ook vergelijken. Ze leggen je baby’s naast elkaar en laten je weten welk ze het meest geslaagd vinden. Dat is niet altijd makkelijk. Iedere keer moet jezelf bewijzen, je bent maar zo goed als je laatste boek. Er zijn schrijvers die veel boeken schrijven, ik ben daar te kieskeurig in. Als een verhaal niet langer dan een maand bij mij blijft hangen, wordt het niet uitgeschreven. Je moet iets leveren dat goed is, een verhaal dat je zelf wil lezen.
Ligt er nieuw werk klaar?
Er zijn al veel ideeën, verschillende potentiële dingen die in mijn hoofd zitten. Ik ben op een verhaal aan het broeden.
Al die ideeën in je hoofd, het moet toch vermoeiend zijn?
Het is druk in mijn hoofd, uiteindelijk komt alles wel goed omdat ik het neerschrijf, tot het volgende idee binnenspringt.
En ten slotte, met welke auteur zou je wel eens iets willen gaan drinken?
Ik kan niet goed kiezen. Stefan Brijs, de man woont in Malaga, het is altijd leuk om in het Zuiden van Spanje iets te gaan drinken. Wat ik een ongelofelijk boekje vind is ‘Het kleine meisje van Meneer Linh’, dus met de auteur Philippe Claudel wil ik wel iets gaan drinken. Er zijn eigenlijk niet veel auteurs die ik volg, maar Niccolò Ammaniti volg ik wel. Zijn debuut ‘Kieuwen’ is een maf dwaas boek, waarin hij regels overboord gooit. Geweldig vind ik dat.
Dank je wel voor het boeiend gesprek en de mooie boodschap ‘humor werkt zalvend’. Ik kijk uit naar je volgende boek!