"Gedichten als kleine fakkels in het duister" - interview met Stijn Vranken

8 januari 2024

Door Annika Cannaerts

Tot ver buiten de stadsmuren is het Antwerpse stadsdichterschap al 20 jaar een begrip. Dat zal op 18 januari uitbundig gevierd worden met een groot feest in de Roma. Antwerpen Leest interviewde Stijn Vranken, zelf ex-stadsdichter en bezieler van het vernieuwde stadsdichterschap.

Samen met Lotte Dodion neem je het initiatief om het 20-jarig bestaan van het stadsdichterschap te vieren in De Roma. Hoewel de samenwerking met de stad werd stopgezet, is het stadsdichterschap springlevend blijkbaar!

Ja, het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Het stadsdichterschap is te waardevol om verloren te laten gaan. Het is een unieke literaire traditie en welja - ook een symbool voor de vrijheid van het woord. Daarom gaan we op eigen benen verder, met heel wat culturele organisaties die er ook hun schouders willen onder zetten. Samen met Lotte Dodion coördineer ik nu het nieuwe stadsdichterschap. Ook in 2024 zullen Lotte, Ruth Lasters, Cleo Klapholz, Kibi Puati Nelen en Lies Van Gasse voluit blijven dichten voor de stad en haar bewoners. Elke maand schrijven de Stadsdichters ook een actualiteitsgedicht in De Standaard.

Jij was zelf stadsdichter van 2014 tot 2016. Vond je dat een fijne ervaring?

Absoluut, het was fantastisch. We konden helemaal ons eigen ding doen, want stadsdichters hadden een vrijbrief. Ik vond het een heerlijke speeltuin en heb zoveel leuke dingen gedaan. Ik kreeg ineens veel meer mogelijkheden om een breder publiek te bereiken.

Tram De Lux was misschien wel het meest memorabele project: een tram die helemaal verbouwd was tot een rijdend podiumcafé, met aan boord een gezellige bar, een heuse bibliotheek en een podium met een piano en haardvuur.

Beeld: Klaas De Scheirder. De Tram De Luxe met stadsdichter Stijn Vranken en schepen Philip Heylen in Antwerpen.

Tram De Lux

Ik ervoer ook hoe troostend en verbindend poëzie kan zijn, toen ik een gedicht maakte voor de vermiste Spaanse student Hodei. Dat werd gebeiteld in een gedenksteen aan de Koolkaai, waar hij het laatst werd gezien. En het gedicht dat ik schreef op de buik van de Londenbrug, kan je daar ook nog steeds lezen.

Je bent de oprichter en bezieler van De Sprekende Ezels, een bekend laagdrempelig podium voor het woord, waar je ook al een half leven het vuur brandend houdt. Dat is ook gestart in Antwerpen?

Het is inderdaad allemaal begonnen in een café in Antwerpen, op de eerste editie van Zuiderzinnen in 2000. Ik doe het na al die jaren nog steeds met heel veel plezier, intussen in fijne samenwerking met Creatief Schrijven vzw. De Sprekende Ezels is een maandelijks terugkerend podium, altijd op vaste avonden, en is ondertussen ook uitgedeind naar Gent, Brussel, Mechelen en Hasselt. Ik coördineer het project samen met Jan Ducheyne, maar in elke stad drukt elke host zijn eigen stempel. Samen maken we ook jaarlijks de scheurkalender van De Sprekende Ezels, waarin we originele teksten en tekeningen van deelnemers bundelen. De editie 2024 is trouwens nog steeds te koop.

Hoe stel je de line up samen van De Sprekende Ezels?

Wat ik echt cruciaal vind, is een goede mix van woordkunstenaars, dichters, muzikanten, stand up comedians en andere creatievelingen. Poëzie is zo geconcentreerd, een taalshot als het ware, als je daar te veel van binnenkrijgt riskeer je een overdosis. Een avond met alleen maar gedichten vraagt te veel van een publiek, de afwisseling met muziek en comedy houdt het scherp en dat werkt heel goed. Zowel mensen die al ervaren zijn als absolute beginners krijgen allemaal hun tijd op deze wonderlijke bonte avond. Het publiek komt kijken voor het experiment en de verrassing, maar ook omdat het geheel goed in elkaar steekt en niet louter een vrijblijvend open podium is.

We willen heel breed en open zijn en we houden de optredens bewust in cafés. Iedereen moet zich welkom voelen. Mensen durven daar makkelijker hun eerste stappen zetten op het podium. Het is ook geen wedstrijd. Niemand wordt afgebroken als het niet goed is, want er is een essentieel respect voor het prille proberen en de chaos of verwarring die dat met zich mee kan brengen. Het is aan ons om te zorgen dat het programma niet alleen bestaat uit bibberende probeersels.

Heb je tips voor onze stadslezers bij wie het angstzweet al uitbreekt bij het horen van het woord ‘podium’?

Mensen denken vaak dat ze iemand anders moeten zijn op een podium, maar eigenlijk moet je dat net afleren. Dicht bij jezelf blijven, dat is essentieel. Je staat daar met je breekbare zielenroersel of mening over iets en dat is heel kwetsbaar. Die eerlijkheid is net wat er gewaardeerd wordt op die podia. ‘Wees jezelf’ klinkt uiteraard als de ultieme dooddoener, maar je bent geen acteur, je staat daar met je eigen, niet zelden erg persoonlijke tekst. Hang dus bijvoorbeeld niet plots de grappige nonkel uit als je dat niet echt bent. Klein en subtiel kan ook indrukwekkend zijn. Ik vind het fijn om mensen daarin vertrouwen te geven. Oefening en ervaring helpen wel natuurlijk, maar in de eerste plaats moet je eerlijk zijn, het publiek moet je geloven.

Je bent zelf vaak de gast op verschillende culturele podia, o.a. De Nachten, Crossing Border, De Nacht van de Poëzie, Saint Amour, Koningsblauw, het Poëziebordeel. Ben jij ook als dichter op een podium begonnen?

Ja, met een flinke geut whisky ben ik toen na de eerste Zuiderzinnen op het podium gekropen. De drang om iets te doen met mijn teksten was groot. Het dichten en optreden is samen gegroeid. Doordat ik De Sprekende Ezels elke maand opnieuw presenteerde, was er ook plots telkens een deadline om nieuwe teksten af te krijgen.

Ben jij een productieve dichter? En is schrijven een noodzaak voor jou?

Ja, schrijven is een noodzaak. Dat weet ik omdat ik dat altijd al deed, notities bijhouden en nauwgezet met taal bezig zijn. Het ordent mijn hoofd en mijn ziel. Maar je hebt zeker schrijvers die veel productiever zijn dan ik. Ik hoef niet elke dag een minimaal aantal uren aan mijn schrijftafel te zitten en na het stadsdichterschap heb ik een tijd heel weinig geschreven. Het is gewoon geen dagelijkse noodzaak, ik kan gerust weken met iets anders bezig zijn. Maar na een tijdje jeukt het wel weer...

Ik heb altijd wel een hele voorraad aan ruwe tekstideeën en embryonale gedichten liggen. Maar een externe reden kan wel eens helpen om iets verder uit te puren, bijvoorbeeld een opdracht voor De Eenzame Uitvaart of een beeldend kunstenaar die vraagt om gedichten bij zijn werk te schrijven voor een tentoonstelling. Zoiets dwingt je tot een nieuw perspectief en dat prikkelt me dan wel. Heerlijk om vanuit zo’n nieuwe insteek te vertrekken, verse ideeën te laten clashen met materiaal dat je al hebt liggen tot er een krachtig beeld begint te rijpen.

Hoe ontstaat een gedicht bij jou? Hoe gaat dat in zijn werk?

Ik geloof heel hard in de zin van onzin. Je moet echt alles op papier durven zetten, ook de meest gekke dingen. In die eerste fase mag je geen filter hebben, de beste ideeën komen vaak op grond van heel rare, op het eerste gevoel soms zelfs ronduit slechte invallen. Die moet je gewoon toelaten en ook echt opschrijven. Vaak ontstaan zo weer onverwachte beelden die je niet door logisch denken zou ontdekken. Je moet dus eerst een soort humuslaag van ideeën creëren. In die humus kan je gaan graven en dan de vruchtbare stukjes aan elkaar kleven. Het laatste gedicht dat ik afwerkte heeft slechts tien regels, maar daar zijn meer dan tien bladzijden aan vooraf gegaan. In het begin gaat het soms alle kanten uit, maar op een bepaald moment dwingt alles zichzelf dan toch in een bepaalde richting, een ruggengraat begint zich te vormen en rond dat karkas begin je dan te bouwen. Zo ontstaat meestal de kiem en de toonaard van iets wat op een gedicht zou kunnen gaan lijken. Daar genereer ik dan gemakkelijk tien tot twintig versies van. Of zelfs meer. Dat is de tweede fase: eindeloos puzzelen tot elk woord echt het juiste is en elke komma op z’n plaats staat...

Ongelofelijk, dat zo’n uitgebreid proces aan een gedicht vooraf gaat, terwijl er in jouw gedichten net nooit een woord te veel staat, vind ik.

Ik vind dat wel mooi, dat wroeten. Je moet in de ongemakkelijkheid durven blijven zitten, schaven en zoeken, ook al is dat frustrerend of enerverend. Ik kan echt genieten van dat genadeloos doorbijten, met elke keer weer hetzelfde dwaze doel: het beste gedicht ooit te zullen schrijven. Om achteraf te beseffen dat dat ook dit keer weer niet gelukt is. En dan weer opnieuw proberen, en opnieuw, … Heerlijk!

Welke thema’s zoeken jou op?

Ik hou vanscheurtjes maken in het duister waarin wij ronddwalen. Vragen stellen die misschien wat nieuw licht geven, wie weet zelfs wat warmte… Gedichten die branden als kleine fakkels. Zoiets? Ach, de existentiële vragen blijven me levenslang boeien en kwellen, maar op een fijne manier. Ik hou ervan om de grotere levensvragen te linken aan het tastbare, dagdagelijkse leven. Concrete toegankelijke gedichten dus, die tegelijk ook over de grote issues gaan. . Kortom, die prettige en exact even onweerstaanbare als onuitstaanbare diersoort die de mens is blijft een eeuwige bron van inspiratie.

Stijn Vranken Geen Idee
Stijn Vranken Alle Tijd

Je kan Stijn Vranken aan het werk zien:

De herstart van het Stadsdichterschap is een initiatief van Rataplan, Behoud De Begeerte, De Studio, Creatief Schrijven, VONK & Zonen, De Roma, Catapult, Avansa en Reputations. Heb je zelf een vraag of voorstel voor de Stadsdichters, of wil je het project steunen? Alle info vind je op www.stadsdichters.be.

Stadsdichtersfeest