“Hoe eerlijker en persoonlijker je bent, hoe meer herkenning het oproept” – interview met Delphine Lecompte
Door Katja Verbeeck. Foto: Jimmy Kets.
Delphine Lecompte, wie kent haar nu niet? Ze is dichteres, columnist bij Humo maar ook pyromaan en punker, zoals ze zelf zegt. Ze is dol op mismaakte rottweilers en alpaca’s en dweept met Francis Bacon. Redactrice Katja kende haar door haar deelname aan De Slimste Mens en wou deze humoristische madame spreken. Eind december, de kerstlichtjes branden, nodigt Delphine haar uit bij haar thuis.
Wie is Delphine Lecompte?
Een hartstochtelijke schrijver! Ik ben elke dag bezig met schrijven en dat is ook waar ik het meeste vreugde uit put. Ook als het mislukt. Soms frustreert het me maar zelfs als het mislukt ervaar ik tijdens het schrijven een kinderlijke vreugde. Ik voel me echt gezegend als ik kan schrijven. Het moeiteloze terugkeren naar het creatieve en roekeloze vind ik enig, als kind is dat normaal maar als volwassene groeit dat eruit en dat is jammer.
Heb je altijd schrijfster willen worden?
Eigenlijk wel. Mensen denken vaak dat ik rijk ben en royaal kan leven van mijn schrijven maar dat is niet zo. Het is een mooi zakcentje op het einde van het jaar maar van schrijven alleen kan ik onmogelijk leven. Vroeger was ik bejaardenverzorgster, ik deed dat graag maar door de hoge werkdruk ben ik daarmee gestopt. Als kind schreef ik al verhaaltjes. De liefde voor literatuur heb ik van mij moeder meegekregen. Ze gaf me al heel vroeg boeken en liet me ook veel poëzie lezen. Maar er zijn ook veel mensen uit de middenklasse die dat niet hebben meegekregen. Een vriend van mij is kraanmachinist, hij komt uit een gezin waar totaal niet gelezen werd en hij heeft honger naar goede literatuur. Ik vind dat vertederend en wil hem daar graag mee laten kennismaken, zonder te betuttelen. Ik vind dat er meer initiatief genomen moet worden, zodat alle lagen van de maatschappij de kans krijgen om goede literatuur te lezen. De drempel is vaak nog te hoog. Mensen denken ook vaak over poëzie dat ze het niet gaan begrijpen of dat het loodzwaar gaat zijn, maar er bestaan zoveel soorten poëzie. Ook heel toegankelijke poëzie.
Waar haal je de inspiratie vandaan voor je gedichten en prozawerken?
Dat kan van alles zijn. Dat kan een woord zijn dat me in gang steekt. Trivia die ik heb opgevangen uit het dierenrijk en dan ga ik daarmee aan de slag. Wat me fascineert of prikkelt is dan de aanleiding tot schrijven. Ik put ook gretig uit de woorden uit mijn kindertijd. Mijn moeder vindt dat niet altijd even geestig maar ze is intelligent genoeg om het te plaatsen.
Mij lijkt het zo moeilijk om poëzie te schrijven.
Ik vind dat inderdaad moeilijk. Een tijd ging het moeiteloos maar nu was ik heel lang de sleutel kwijt en schrijf ik vooral proza. Ik kijk verwonderd naar mezelf omdat het me niet lukt. Ik wil er ook niet verkrampt of geforceerd aan beginnen. Dan gaat het niet werken. Anderzijds geniet ik van nieuwe experimenten.
Zijn er specifieke schrijvers, dichters of kunstenaars die jou beïnvloeden?
Ja zeker. Veel beeldende kunst eigenlijk. Francis Bacon die erin geslaagd is om demonen om te buigen tot grote kunst, dat inspireert me. Op vlak van dichters zeker en vast Paul Snoek, dat was mijn eerste ontdekking als puber waarvan ik dacht dat het mijn smaak was, zowat scherp en stout maar tegelijk heel dynamisch en humoristisch.
Zal ik je een anekdote vertellen waarvoor ik nog steeds kwaad ben op mezelf? Ooit was er een puberjongen die mij belde voor een schoolopdracht. Hij moest aan een bekende dichter vragen wat diens lievelingsgedicht was, en toen hij me dat vroeg was ik zwartgallig en zwaarmoedig en had ik geen zin om een inspanning te leveren. Lukraak kies ik iets van Hugues Pernath. Echt verschrikkelijk. Door mij heeft die jongen misschien de rest van zijn leven een degout (lacht uitbundig). Voor hetzelfde geld had ik hem kunnen begeersteren maar dat heb ik dus niet gedaan en dat vind ik van mezelf nog altijd stom. Ik vind dat gedicht wel goed maar het is het slechtst mogelijke gedicht om iemand te bekeren tot poëzie, het is heel taai en droevig (blijft lachen).
Hoe begint een typische schrijfdag voor jou?
Ik slaap verbrokkeld vanaf 21 uur maar heb wel de discipline om elke dag om 4 uur op te staan en meteen te beginnen schrijven. Ik kijk dan bewust ook geen mails na. Als ik er niet elke dag mee bezig ben dan verloopt het snel stroef. Dan begin ik ook te twijfelen aan mezelf. Dan voel ik me waardeloos. Ik schrijf dan meestal tot na de middag, met een onderbreking om even met de hondjes buiten te gaan.
Jouw poëzie wordt vaak omschreven als rauw en eigenzinnig. Hoe zou je zelf jouw schrijfstijl karakteriseren?
Rauw en eigenzinnig (lacht bescheiden). Er zit humor in maar het is ook wel wrang. Het kinderlijke en het groteske zijn ook kenmerkend, zoals sprekende dieren en dingen die ‘in het echt’ niet kunnen. Ik schrijf echt graag op deze manier. Als ik een voordracht geef kan ik nooit serieus zijn. Ik sta vaak te kijken hoe anderen dat doen. Eén keer heb ik geprobeerd met een air van nonchalance teksten te brengen op een tafeltje waar mijn boeken lagen en dat tafeltje kantelde, dus ook dat werd weer een hilarisch slapstick-moment (lacht uitbundig).
Hoe zie jij de evolutie in je eigen schrijven sinds je debuutbundel “de dieren in mij” in 2004?
Ik merkte dat ik toen nog wat ingehouden was, nog bezig met zelftwijfel en de vraag of dit wel smaakvol was. Nu ga ik voluit voor het ongebreidelde en heel veel adjectieven maar ik wil zeker niet dat het een trucje gaat worden dus af en toe doe ik het omgekeerde. Ik wil wel altijd blijven experimenteren. Ik heb heel lang geworsteld met ‘op een podium moeten staan’ maar paradoxaal genoeg is het door die bedeesdheid dat mensen me ontwapenend vinden en me telkens opnieuw vragen. Ik haal er uiteindelijk ook wel energie uit. Ik voel dat ik niet zo sukkelachtig ben als ik zelf denk. Mensen omarmen mijn kwetsbaarheid en ze begrijpen me ook. Daar ben ik dankbaar voor. Het schrijven zelf verloopt in volstrekt isolement en als ik dan op een podium sta en de mensen lachen op de juiste momenten, word ik blij.
Zijn er bepaalde momenten in je leven geweest die een bijzondere invloed hebben gehad op je schrijven?
Ja, zeker mijn kindertijd. Ik was een stout kind, ik liep graag weg en de structuur op school was niets voor mij. Mijn grootouders gingen daar op een onorthodoxe manier mee om en ze straften me niet. Vooral mijn grootvader moedigde mijn creatieve kant aan want ik was altijd aan het tekenen en verhaaltjes aan het schrijven. De psychiatrie was een ander moment in mijn leven dat invloed heeft gehad. Ik heb er al vaak over geschreven en gesproken. Ik ben daar in aanmerking gekomen met heel kleurrijke patiënten en tragische figuren. Ik voelde er ook veel warmte en verbondenheid en ook dat speelde een grote rol in mijn schrijven.
Je hebt niet alleen poëzie geschreven maar ook proza. Zijn er specifieke uitdagingen die je ervaart bij proza in vergelijking met poëzie?
Bij proza heb ik toch de indruk dat het ambachtelijker of pragmatischer is en dat het meer moet kloppen dan poëzie. Ik worstel er meer mee. Met poëzie heb ik meer de kans emotie te tonen en het gevoel dat het niet zo serieus moet zijn. Bij proza vergelijk ik me soms met anderen en dan raak ik geïntimideerd, maar dat is onvermijdelijk. Ik heb nu prozastukken die baldadig zijn waarin de fantasie een hoge vlucht neemt en dan doe ik het wel heel graag. Bij de columns in Humo wil ik niet in herhaling vallen maar dat is soms moeilijk omdat mijn leven helemaal niet zo boeiend is. Mijn volgende column gaat over Vers Vuur waar ik jou ontmoette want dat was het enige interessante wat ik had meegemaakt die periode (lacht).
In veel van je werken haal je maatschappelijke thema’s aan. Hoe zie je de rol van literatuur in het bespreken van dergelijke onderwerpen?
Ik heb een tijd opiniestukken geschreven en nu vraag ik me af waar ik die hoogmoed vandaan heb gehaald. Nu kies ik alweer een hele tijd volop voor escapisme, waar ook niets mis mee is. Ik vind dierenwelzijn een weinig populair thema en ik ben geneigd om mijn pen nu daarvoor voor te gebruiken. Er zijn weinig schrijvers die dat belangrijk genoeg vinden om over te schrijven. Ik wil me dus vooral daarop concentreren.
Zijn er bepaalde reacties van lezers die jou zijn bijgebleven?
Heel vaak positieve reacties. Mensen zeggen vaak dat ik dezelfde kwellingen verwoord die zij hebben of het gevoel er niet bij te horen aankaart. Ze bedanken me ervoor dat ze herkend worden. Dat is heel mooi om te horen. Hoe eerlijker en persoonlijker je bent en hoe meer je over je diepste demonen schrijft hoe meer herkenning het oproept. Mensen zitten niet te wachten op kleffe verbindende teksten en zalvende dooddoeners. Ik heb ook overwogen een boek te schrijven over mijn periode in de psychiatrie.
Hoe ga je om met kritiek op je werk?
Mmm, lichtgeraakt (lacht). Ik kreeg net vandaag een mail van een vriendelijke lezer die me af en toe mailt dat hij van mijn werk houdt. Hij had mijn nieuwste boek gelezen en hij besluit zijn mail met een kleine opmerking dat ik in mijn gedichten en teksten te vaak de woorden “ik haat” gebruik. Hij gaf de suggestie dat ik in de plaats daarvan beter “ik heb een hekel aan” zou gebruiken. Ik heb geantwoord dat ik me eigenlijk helemaal niet hoef te verantwoorden. Maar ik onthoud dus vooral de positieve elementen hoor.
Je deelname aan de Slimste Mens maakte jou meer bekend bij een niet lezend publiek. Hoe heb je die deelname ervaren? Ging het om meer naamsbekendheid?
Na die deelname voelde ik wel dat heel veel mensen nieuwsgierig waren naar me. Maar ik heb daar wel mee geworsteld. Ik had misschien te veel de indruk dat ik de mensen moest vermaken en ik dacht dat ik dat helemaal niet kon. Achteraf bekeken heb ik het een stukje gesaboteerd. Waarom kon ik niet gewoon toelaten dat ik geliefd was? Ik heb het publiek onderschat. Ondertussen weet ik dat de mensen niet vermaakt hoeven te worden en dat een grapje af en toe kan en mag. In de kranten werd ik omschreven als ‘die dichteres die iedereen doet lachen’. Voor veel mensen staat dichten gelijk aan ‘saaie mensen’ en ik ben allesbehalve dat. Ik heb nu het evenwicht gevonden tussen humor en mijn voordracht kunnen doen. Die zelfspot en die humor zit erin maar dat is wie ik ben.
Hoe zie jij jouw rol als schrijver in de komende jaren en werk je nog aan nieuwe projecten?
Ik ga nog heel hard werken maar ik beschouw het nooit als werken. Ik ga ook nog veel experimenteren. Waarschijnlijk ga ik ook nog vaak de mist in gaan. Ik wil ook terugkeren naar poëzie. Misschien zelfs met een pseudoniem. Misschien gaat dat een bevrijding zijn. Het zou een nieuwe start zijn. Op die manier kan ik opnieuw debuteren. Ik ga ook proberen te genieten van de voordrachten. Als ik er sta op dat podium geniet ik wel, maar het kost me altijd veel moeite om er naar toe te gaan. Omer, die me overal vervoert, zegt dat ik onderweg naar een voordracht altijd zit te mopperen en te klagen in de auto dat ik me soms een circusdier voel, maar eigenlijk doet het me deugd dat ik die dingen kan en mag doen. Als ik mezelf te lang opsluit dan word ik somber en zwartgallig.
Stel, je mag een avondje op stap gaan met je favoriete auteur. Wie zou dat zijn?
Hoho (lacht uitbundig), zoveel keuze. Ik vind John Irving wel een heel mooie man. Ik heb hem ook graag gelezen als puber. Met Jim Morrison zou ik heel graag op stap gaan. Ik vind hem een prachtige charismatische zanger maar een belabberde dichter (zegt ze sarcastisch en met een knipoog).
Hoe zou jij jezelf omschrijven in drie woorden
Onvoorspelbaar, grootmoedig en ontredderd.
_________________________________________________
Donderdag van de Poëzie met Delphine Lecompte
Johan de Boose praat in bibliotheek Permeke met Delphine Lecompte over haar debuutbundel "De dieren in mij".
- Donderdag 22 februari, 12u30
- Bibliotheek Permeke, De Coninckplein 26, 2060 Antwerpen
- Gratis!
Donderdag van de Poëzie met Delphine Lecompte | Antwerpen Leest