“Het moet niet alleen inhoudelijk of qua stijl goed zitten, het moet ook goed bekken” - interview met Esohe Weyden

7 april 2024

Door Sven Reynders. Foto: Jonathan Ramael.

Op 27 april vindt in de Permeke-bibliotheek het ‘Boekentip-ontbijt’ plaats n.a.v. 4 jaar Antwerpen Leest. In de aanloop hiernaartoe ontmoet ik Esohe Weyden, één van de gastauteurs. Verslag van een gezellige babbel met een duiveltje-doet-al.

(Spokenword)dichter, auteur, presentator, jurist, .. Esohe Weyden is niet voor één gat te vangen. Ze debuteerde 2 jaar geleden met de dichtbundel ‘Tussentaal’. Maar ik vermoed dat het schrijven en dichten daar niet begonnen is?

Nee, inderdaad. De bundel is eigenlijk relatief laat gekomen in die zin dat ik al op mijn 16, 17 jaar ongeveer echt actief aan het schrijven maar vooral aan het voordragen was op verschillende spoken word en slam poetry podia in Antwerpen. Op die manier had ik al behoorlijk wat geschreven. Het is echter pas veel later, ook door wat ouder te worden, dat ik er voor het eerst voor open stond om ook iets uit te geven op papier, wat in die slam poetry en spoken word traditie en cultuur waar ik toen in zat, niet altijd zo vanzelfsprekend was, althans zeker niet in België.

Kan je ons iets vertellen over jouw schrijfproces, hoe is deze bundel tot stand gekomen?

Ik wilde heel graag een soort van portret hebben dat zou weergeven wie ik op dat moment was, maar ook wie ik daarvoor ben geweest in de aanloop naar die bundel. Ik wilde een combinatie van teksten die ik over de jaren heel vaak gebracht had op het podium bundelen, maar ook nieuwe teksten schrijven met de bedoeling om die na de uitgave van de bundel nog heel vaak te kunnen brengen. De rode draad in de hele bundel, is dat elke tekst geschreven is met de insteek om die ook op het podium te kunnen brengen. Het moet niet alleen inhoudelijk of qua stijl goed zitten, maar het moet ook goed ‘bekken’; de manier waarop de verzen ingedeeld zijn moeten weerspiegelen hoe ik het zou brengen op het podium. Waar zou ik pauzes nemen of even op adem komen, om dan weer verder te gaan. Dat is zeker en vast niet eenvoudig. Gelukkig geeft de redacteur van de uitgeverij zeer interessante input vanuit het geschreven perspectief, dan probeer je die verschillende perspectieven met elkaar te rijmen. Soms noteer ik iets op een manier waarvan ik denk, ‘Zo zou ik het doen op het podium’. Maar dan zegt mijn redacteur dat het absoluut zo niet gedaan wordt in de geschreven literatuur. Dan is het zaak het evenwicht te vinden tussen die twee.

Heb je tijdens dit proces dingen geleerd die je voor volgende werken meeneemt of die je anders zou doen?

Ik denk dat ik in de eerste plaats nog meer naar mijn buikgevoel zou luisteren. Ik heb een aantal keuzes gemaakt, wat bijvoorbeeld de opname of het weglaten van bepaalde gedichten betreft, waar ik op dat moment heel veel twijfels over had. Ik merk dat die twijfels over de jaren heen niet zijn weggegaan. Ik denk dat ik nu veel meer zou luisteren naar mijn buikgevoel. Als ik denk dat een gedicht er bij moet, dan ga ik dat gewoon doen.

Tussentaal

Hoe ga je op zoek naar inspiratie? Of komt die vanzelf?

Ja, die komt wel echt vanzelf. In mijn geval komt veel inspiratie uit muziek. Mensen verwachten dat je als dichter of schrijver continu boeken leest, maar voor mij is eerder het tegendeel waar. Ik ben heel mijn leven altijd wel een serieuze boekenwurm geweest, maar sinds ik rechten ben beginnen studeren is dat behoorlijk verminderd. ik was zoveel juridische boeken aan het lezen, kloeffers van handboeken van 2000 pagina’s, dat ik het op het einde van zo'n dag wel een beetje gehad had met lezen. Ik was daarbij dan ook poëzie aan het schrijven, zodat er gewoonweg niet voldoende mentale ruimte overbleef om er nog een boek bij te nemen. Nu ik afgestudeerd ben, is dat eigenlijk nog altijd zo. Ik luister wel veel muziek in mijn vrije tijd en merk dat muziek vaak bepaalde emoties prikkelt. Die zet ik dan om in een gedicht.

Schrijven of op een podium staan?

Dat is best een moeilijke vraag, vooral omdat het echt voelt als appelen en peren met elkaar vergelijken. Ik heb het gevoel dat je op het podium meer informatie kan toevoegen, wat niet mogelijk is in een geschreven bundel. Je kan echt nadrukken leggen op bepaalde woorden, je kan klemtonen leggen en pauzes inlassen. Je kan sneller spreken of trager spreken, dat is allemaal extra informatie. Op die manier dirigeer je wel een beetje een tekst in de richting van de insteek die je aanvankelijk voor ogen had bij het schrijven ervan. Op die manier kan je ook context geven aan een gedicht. Dit valt allemaal weg in de bundel, daarom denk ik dat ik misschien toch zou kiezen voor performance. Maar ik vind het ook wel echt fijn om te schrijven, te publiceren en de teksten dan los te laten en de lezers zelf hun ding te laten doen met die teksten die ik heb geschreven. Ja, moeilijk, ik hoop dat ik die keuze nooit moet maken.

Wat lees je zelf graag? Wat zijn je favoriete auteurs of genres? Welke auteurs (of andere kunstenaars) inspireren je?

De meeste mensen die mij kennen zouden wellicht denken dat ik op deze vraag zou antwoorden met ‘romans’. Dat is ook altijd zo geweest. Ik nam er het liefst een roman bij om te lezen, maar ik merk dat dit sinds een jaar of twee - of laten we zeggen sinds de coronaperiode - sterk veranderd is, wellicht ook een beetje door tijdsgebrek. Ik voel dat ik de tijd niet meer heb voor spannende, lijvige boeken waarvan je voelt dat je ze echt in één trek wil doorlezen. Dat lukt niet meer. Daardoor lees ik steeds meer non-fictie. Niet omdat dat minder spannend is, zeker niet, maar wel omdat je dat makkelijker even opzij kan leggen en na een tijdje verder lezen. Sinds kort ben ik ook begonnen met wat meer poëzie te lezen, iets wat ik vroeger niet deed. In de aanloop naar de bundel wilde ik eigenlijk helemaal niet geïnspireerd worden door andere dichters. Daardoor heb ik jaren aan een stuk gewoon geen poëzie gelezen om op die manier mijn eigen stem daarin te vinden. Nu ik daar wel wat zelfzekerder over ben geworden voel ik ook wel een beetje de interesse in wat andere dichters doen. Ik heb eigenlijk veel poëzie van collega's gekocht om af en toe hier en daar een gedicht uit te lezen.

Ik hoor natuurlijk enorm veel poëzie. Als ik optreed zijn er vaak ook andere dichters bij, op die manier ken ik al veel dichters al. Het is dan ook anders om het dan later zelf op papier te lezen. Ik merk dat ik twee ervaringen heb. Soms denk ik van iemand: ‘Oh my god, die kan zo goed voordragen op het podium’, terwijl ik dan later bij het lezen van de bundel vaststel dat het even goed of nog beter is, of wat minder. Het omgekeerde is ook fijn, mensen die niet altijd de grootste performers zijn op het podium, maar als ik dan hun bundel lees wordt het echt ‘wauw, dit is het echt wel!’. Hierbij heb ik heel wat uiteenlopende emoties, ik kan daar moeilijk iets op plakken.

Heb je favoriete of obligate schrijfplekken?

Ik denk dat één van de rode draden die je hierin kan terugvinden toch wel het bed is. Ja, ik schrijf heel veel in bed. Dat hoeft niet per se mijn eigen bed te zijn. Ook als ik een optreden doe en ik blijf overnachten in een hotel, dan is dat vaak de avondactiviteit. Voor het slapengaan het bed inkruipen en nog een half uurtje of een uurtje schrijven.

Ik lees dat binnenkort een kinderboek van jouw hand verschijnt, ‘En morgen nog een keer’. Kan je ons daar al wat meer over vertellen?

Het boek gaat over een onderwerp dat niet alleen voor mij, maar voor veel andere kinderen volgens mij herkenbaar is. Ik denk dat gemiddeld genomen kinderen in de lagere school, tussen de acht en tien jaar, hun eigen haar beginnen te doen, de ouders laten dat dan wat los. Kinderen weten dan hoe ze zelf hun kapsel kunnen doen. Sommigen zijn daar wat vroeger mee, anderen wat later. Maar ik merk dat dat zo de leeftijd was waarin alleszins een heel groot deel van mijn klas daar toch al mee bezig was. Voor kinderen met krullend haar, of haar zoals ikzelf, is dat ’s ochtends altijd een iets langer parcours dan voor kinderen met kort haar, of een broske of met sluik haar, elk kapsel is natuurlijk anders.

Ik kreeg veel vragen van andere leerlingen over wat ze niet wisten. Word jij zo wakker? Ligt je haar gewoon zo? Of ben je daar drie uur mee bezig? Hoe ziet de ochtendroutine er eigenlijk uit van iemand met lang en krullend haar? Dat waren heel wat uiteenlopende assumpties en ik dacht dat het eigenlijk wel leuk was om ooit een boek te schrijven dat zowel herkenbaar als educatief is voor heel wat kinderen. Veel van de dingen die je niet altijd durft te vertellen en vragen die ze misschien niet altijd durven te stellen worden in het boek beantwoord.

Morgen

Het is een kinderboek, geschreven vanuit een fantasierijk perspectief. De essentie is juist, maar het wordt opgeblazen en het wordt een avontuur. Het is ingedeeld in rondes zoals in een videogame. Je moet het eerste level doorkomen om zo in het volgende level terecht te kunnen komen enzovoort. We gaan langs wilde waterwegen, we ontmoeten een creepy crèmemonster, we zitten in de boksring. Je ontmoet allemaal verschillende figuren in dat boek. En op het einde van de rit is het haar, het ochtendkapsel in orde, het meisje in het boek klaar om naar school te gaan. En morgen nog een keer, de volgende ochtend, staat het haar weer te wachten.

Wat mogen we in de toekomst nog van jou verwachten?

Ik ben nu ook bezig aan een tweede dichtbundel, dat gaat het volgende zijn na het kinderboek. Ik heb sowieso wel de intentie om nog meer voor kinderen te schrijven. Ik denk dat ik die twee lijnen best wel verder wil zetten, poëzie en boeken op maat van kinderen.

In het gedicht ‘wat komt’ uit de bundel ‘Tussentaal’ van Esohe Weyden lees ik:

maar waarom nog vraag je mij

misschien is het net daarom dat ik schrijf

om de angst voor het onoverkomelijke

om te zetten in maakbaarheid

Wat een mooie gedachte om dit boeiende gesprek af te ronden.