de tijd als laatste gezel
UURWERK. Ane Riel. ****°
Glimlachen zijn niet altijd vrolijk, dat wist ze best. Glimlachen zijn ook verdriet, troost. Maar het zijn evengoed glimlachen, dacht ze, en in elke glimlach huist een warmte. Een gering geluk over iets wat is, was of komt. Het had iets geruststellends te weten dat je had geglimlacht. Ondanks alles.
Dat is Alma, ten voeten uit. Oud en alleen, in een huis vol herinneringen, klokken en resten van een liefde. Er zijn steeds meer dingen die ze vergeet. Er zijn dingen die ze liever wil vergeten en die toch om het hoekje komen loeren. Wat is er met Otto gebeurd, haar man, de klokkenmaker? Twee passies had hij: uurwerken en zij, zijn vrouw. Niet iedereen begreep hem, en dan moest zij hem beschermen. Of de anderen beschermen tegen hem. Maar zo lang ze elkaar hadden. Zo lang hij op zijn horloge tikte om aan te geven: wij lopen gelijk…
Ze waren gelukkig samen. Zij tweeën, en hun dochtertje. Maar als je dood bent ben je dood, wat zou je anders zijn?
Ook haar hond is dood… Maar dat was niet het lot. Het lot kun je misschien nog vergeven.
Op een dag is Otto veranderd, dat weet ze wel. Toen de tijdgeest veranderde en daarmee de tijd. En toen hij veranderde, veranderde ook zij, al bleef ze proberen. Er was haar man. Otto. En er was de ander, die in hem gevaren was.
Tot de grens was bereikt. Zo lang bleef ze proberen om, naast Otto, ook van die ander te blijven houden.
Was het voor twee mensen überhaupt mogelijk om een leven lang synchroon te lopen? had ze zichzelf afgevraagd. Zonder te stuiten op de problemen die de een belemmerden, maar niet de ander. Kon je elkaar werkelijk helemaal volgen, hand in hand, zonder een moment los te laten?
Zoals dat unieke polshorloge dat twee secondenwijzers had. Ze konden perfect samenlopen, maar ook afzonderlijk, even hun eigen gang gaan om elkaar daarna terug te vinden.
Zoiets als vervreemden en vergeven, misschien.
Alma heeft veel dingen om over na te denken. Veel dingen om mee in het reine te komen voor ze sterft. Ze heeft zich in het hoofd gestoken dat ze zal sterven in de nacht waarin ze besluit de Bornholmer niet meer op te winden. De klok in de vorm van de vrouw. Ze zullen samen stilvallen. Als zijzelf, Alma, geen doel meer ziet om zichzelf voor op te winden.
Ze was er zeker van geweest dat ze zou doodgaan als ze de vrouw niet zou opwinden. Als het erop aankwam, was ze waarschijnlijk net zo zelfingenomen als haar rationeel denkende man. Om te denken dat je wist hoe de dingen in elkaar staken.
Maar dan komt het jongetje met de hond. Het jongetje stottert en zij is doof, maar toch begrijpen ze elkaar volkomen.
Misschien is het een kwestie van het juiste sleuteltje, zoals bij de Bornholmer.
Sleutels waren toegangen. En uitgangen.
Er was ook het sleuteltje van de schuur, maar daar wil ze liever aan denken. Maar soms laat het leven je vergeten wat je wilt bewaren en dringt het op wat je liever zou vergeten.
Haar herinneringen en wensdromen nemen een loopje met haar.
En als lezer heb je sleutels nodig om werkelijkheid en waan te scheiden. Maar wie bepaalt het onderscheid?
De klok is een oude vrouw, en de oude vrouw is de tijd die stilstaat of soms alle kanten op rent, zodat ze hem kwijt raakt. Ze verliest zichzelf, en dan vindt ze zichzelf terug in een heden dat versmelt met wat was en wat ze nog hoopt. Tot alleen de rust overblijft. De vrede die misschien liefde heet, ondanks alles.
Wijs, ontroerend, rijk in alle eenvoud.
Synopsis
Alma windt elke avond de klok in haar huis op nu haar man dat niet meer kan doen. In haar laatste levensdagen blikt ze terug in de tijd en overdenkt wat er is gebeurd in haar relatie met haar man.