De zuigkracht van een verhaal
JIJ BENT MIJN MES. David Grossman *****
‘Je moest een keertje lachen dat mijn brieven net een kluwen garen zijn. Ik weet best dat ik zo erg met mezelf in de knoop zit dat ik nu misschien niet meer te ontwarren ben. Ik vraag je niet eens om het te proberen, alleen maar om dat kluwen in je hand te houden, tussen je handen, nog een minuut, een maand, zo lang je kunt. Het is veel gevraagd, weet ik ook wel, maar jij staat nu precies op de goede afstand van mij, de juiste mate van nabijheid en vreemdheid..’
Dat is wat Jaïr van Mirjam verwacht, een onbekende vrouw met wie hij een innige briefwisseling begint, om de loutere (louterende?) reden dat ze verdriet en mededogen uitstraalde.
Dat is ook wat Grossman van de lezer verwacht: vol te houden, je mee te laten verstikken in het kluwen, het te ondergaan zoals Mirjam moet ondergaan, te wachten tot iets je zal bevrijden uit die wereld van woorden, die tegelijk zegen als vervloeking is.
Voor Mirjam is het na een tijd niet meer genoeg om over hun innerlijke zielenroerselen te schrijven. Ze probeert de dagelijkse werkelijkheid in haar brieven te smokkelen, Jaïr probeert die uit alle macht buiten te houden. Hij schrijft haar dat eenieder die met hem in de werkelijkheid intiem met hem wordt zijn leven riskeert. De werkelijkheid blijft niet duren, maar hun woorden, hun brieven, hoe zij met elkaar omgaan, moet wederzijds als een mes zijn dat hen blootlegt, de waarheid blootlegt en doet bloeden. Alleen in de volheid van woorden kan hij leven.
Het verhaal is intrigerend, het zuigt je mee, soms zuigt het je leeg, wil je zelf vluchten voor de intensiteit, de onmogelijkheid. Soms word je gefrustreerd omdat alle eindjes in de knoop zijn geraakt, jijzelf in de war. (Op die momenten wil ik maar vier sterren geven).
Jij, schrijf ik, maar natuurlijk moet ik ‘ik’ schrijven.
Ik herken de kracht en de betovering van woorden, waarin je jezelf kunt verliezen. Waarin je jezelf een tijdlang een veilige wereld kunt geven, een wereld op jouw maat en wensen, waar je hoopt helemaal jezelf te kunnen zijn, helemaal begrepen te worden, aangevoeld, niet meer gekwetst.
Ik herken de eenzaamheid van die wereld van woorden, als je niet in echt contact met de ander staat. Zoals Mirjam het wenst: oog in oog, huid aan huid. En in de echte wereld, met de dingen van alledag.
Ik deel Mirjams pijn en woede om de lafheid waarmee Jaïr echt-samenzijn ontvlucht.
Haar onmacht niet tot hem door te kunnen dringen, tot zijn kern, tot zijn ware ik waarin alle maskers vallen. Als zijn trots breekt, zijn koppigheid, zijn imago. Als de regen valt, die het einde van hun brieven had moeten inluiden, maar zolang heeft Jaïr het niet volgehouden.
En toch is het de regen die hem schoonspoelt, die het kind in hem blootlegt, naast zijn eigen zoon van zes wiens koppigheid hij niet heeft kunnen breken zoals zijn vader met hem had gedaan.
Op die dag, van de regen, belt hij Mirjam na een lange tijd van stilte op. En zij hoopt, zij verlangt, nog steeds. Eindelijk brengt de werkelijkheid hem bij haar, maar niet hún werkeljkheid. ‘Het gaat niet om ons’, zegt hij. Het is de werkelijkheid van zijn koppige zoon die sorry moet zeggen, en zij, Mirjam, die hem moet bijtreden als vader, omdat ze ook moeder is, ook van een zoon met problemen. Keer op keer legt hij de telefoon in, als het mes van de waarheid ondraaglijk door haar in hem wordt rondgedraaid. Als ze hem ten slotte toesnauwt wie hij is, een volwassene die zich als een kind gedraagt tegen een joch van zes, puur om de macht en het gelijk.
En dwars door dat alles heen hoort ze ook zijn wanhopige schreeuw dat ze moet komen om zowel hem als het kind te redden. Misschien is nog niet alles verloren. Ook in haar eigen lichaam niet.
‘Wanneer het woord lichaam wordt, en het lichaam zijn mond opendoet en het woord uitspreekt waaruit het geschapen is, dan zal ik dat lichaam omhelzen en naast mij te slapen leggen.’
Synopsis
Een man begint een openhartige briefwisseling met een hem vrijwel onbekende vrouw, maar wil haar niet ontmoeten; zij denkt daar allengs anders over.