Over meedraaien met de wind, oftewel de bezetter
Dit laatste nieuwe boek van Tom Lanoye is voor mij een beetje als een tomaat: in het begin even lastig om in te happen, maar dan komt er al maar meer lekker vlees aan en wordt het heerlijk sappig. Het is enorm boeiend om je als lezer te laten meenemen in het verhaal van Alex Desmedt, dat hij vertelt vanuit zijn graf op het Antwerpse Schoonselhof en waarin hij wat verongelijkt afgeeft op de namen die er wel een belangrijke plek hebben gekregen met naam en toenaam in tegenstelling tot hemzelf vanwege zijn oorlogsverleden. Hij had zich zijn eigen begrafenis heel anders voorgesteld. Want ook hij was in zijn tijd vooraleer die oorlog van start ging, geen onbekende naam bij de Antwerpse elite.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog had hij zich opgewerkt tot directeur-generaal van het grootste Antwerpse Stadstheater in de iconische Bourlaschouwburg. Tijdens de bezetting blijft hij directeur-generaal van verschillende Antwerpse theaters maar krijgt hij wel vele beperkingen opgelegd. Toch gaat hij erin mee om zijn Nederlands-joodse vrouw en steractrice Lea Liebermann de bescherming te geven die ze nodig heeft ook al mag ze niet meer spelen. En dat terwijl zijn broer, componist en dirigent Rik Desmedt, voluit voor de collaboratie kiest. De auteur legt dit meedraaien met de bezetter vooral in de passie van Alex voor theater, die gelooft dat dit zijn hogere ideaal is waar hij zoveel mogelijk voor over heeft. Die waan, die roes waarin Alex zich bevindt, kan Lanoye in zijn theatrale schrijfstijl perfect weergeven. Alex laat de politieke toestand zo weinig mogelijk toe in zijn theaterbestaan, en sluit er zich meestal vanaf als dit enigszins kan. Dat is dan ook dé vraag van deze roman: kan de kunstenaar boven het regime staan waarvoor hij werkt en zijn ogen sluiten voor wat er rond hem gebeurt?
Tijdens de bezetting trekt hun gezelschap naar Den Haag waar ze een opdracht krijgen van het pas opgerichte Deutsches Theater in den Niederlanden. De organisatoren doen beroep op hun technische knowhow om een hoogtechnologisch snufje als een draaischijf te laten werken ook al zijn ze daarin niet de echte ervaringsdeskundigen. Die draaischijf, een podium waarin decors in verschillende sets kunnen ronddraaien, en ook nog eens kunnen wegzakken en terug boven komen, werd teruggevonden in het Koninklijke Theater in Den Haag en was overigens de aanleiding van deze roman. Alex vertegenwoordigt daar na een aantal pijnlijke persoonlijke gebeurtenissen het gezelschap in een bijrolletje tijdens de première van Goethe’s Faust voor de talrijk opgekomen Nazi-gasten en de hoge pieten Goebbels en Göring bij de opening van dat theater tijdens de bezetting.
Het begin van deze roman is dus even doorbijten maar Lanoye werkt met deze roman opnieuw naar een subliem slot. De lyrische en tegelijkertijd volkse taal in zijn eigen lanoye-eske stijl is weer om vingers en handen bij af te likken. In Alex Desmedt herken je Joris Diels, en in zijn broer Hendrik Diels. De actrice Ida Wasserman heeft model gestaan voor Lea, die in dit boek bijna een even belangrijke rol als haar man speelt. Ze is zijn grote liefde, en hij denkt ook zoveel mogelijk aan hààr als hij beslissingen treft. Of ze altijd de meest wijze zijn, is een andere zaak. De oorlogsburgemeester of ‘poelepetaat’ is wijlen Leo Delwaide, ook bijgezet op het Schoonselhof, en diegene die Alex de ogen uitsteekt met zijn grafmonument dat die niet verdiend heeft.
Deze roman is gevuld met historische feiten, hetzelfde bronnenmateriaal waar historici mee bezig zijn, maar die auteurs zoals Lanoye er toe aanzetten de gaten met hun verbeelding te gaan opvullen. Ook Erwin Mortier met “Marcel”, Jeroen Olyslaegers met “Wil” en Stefan Hertmans met “De opgang” gingen Lanoye al voor in het schrijven van boeken over de collaboratie. En de grote Hugo Claus mag niet vergeten worden met zijn klassieker “Het verdriet van België”, ofschoon ik moet toegeven dat ik deze klassieke roman zelf tot nu toe niet gelezen heb.