Zinnen als pralines - uit 'Nanopaarden megasteden' van Annemarie Estor

4 januari 2023

Door Annika Cannaerts

In deze rubriek deel ik fragmenten uit romans en gedichten die me bijbleven. Woorden die niet meteen verdampen, maar die je ogen doen glanzen, woorden waar je langzaam van wil proeven zoals van een bijzonder lekkere praline. En waarvan je er dan nog een wil nemen. En nog een.

Alle pralines komen uit de bijzondere gesmaakte ‘Nanopaarden megasteden’, de laatste dichtbundel van Annemarie Estor. Hier kan je ook het interview lezen met deze bijzondere dichteres.

O tijd, wij zijn uw eigendom. / Doe met ons wat u maar wil.

Ik verlang naar de vos in het hooi. / Ik verlang naar totale verdwijning, / heet van de vijgentijd, / high van olijven.

Het leven was een eindeloos schadeformulier.

We gingen dieren binnen / om te voelen waar hun gehuil vandaan kwam.

We wiedden distels / om de eenzaamheid niet te voelen steken.

Nu we geen wimperextensions meer wilden, / specialiseerden we ons in zelfontsnapping. / Nu pas sliep de hommel in de paarse artisjokkenbloem.

Maar we wilden / losse haren zien drijven op de wind, / op muggen jagen / en dansen / in de smoor / die ’s zomers optrok / achter late tractoren.

Eer uw ooi / Aai uw eeuw / Aard uw ader / In uw oor.

Op school bestudeert men slechts / de eigen doorligwonden / en het web van wachtwoorden / sluit zich om gebruikers / en hun vele namen.

De juristen, de bewakers, de dataverwerkers, dossierbeheerders, / ze smijten hun files van hun cel de kantoortuin in / naar de mobiele werkplekken van hun collega’s - / en snijden zich aan het papier: / zo enten ze zichzelf op oude perenbomen / en beginnen monsterlijk te bloeien / en buitensmonds te vloeken.

De reiger landt op het reuzenrad.

We zullen allemaal wolken worden, / paspoortloos drijvend over de aarde.

Moet je voorstellen, / al die dingen die niet op Facebook worden gezet.

Tussen de vingers van het ik / tussen de lippen / ergens tussen de ribben in de onbemande buik vonkt / een tederheid op, / opgevat uit het ontzegelde niets, / tederheid voor de volslagen vreemde.

We zoeken / tussen de kapotte oplaadsnoertjes / en verrekte rozenkransen / elkaars hand.

Heilig / Heilig / Heilig / Jam van bittere sinaasappels!

In een oogwenk / herkende ze / de man met het dode hart. / Ze wilde hem. / Meer dan alle levendhartigen / wilde ze hem. / Ze wilde dat hij haar meesleurde / aan haar hoofdhaar. / Aan haar zonsonderhart.

Ze nam zich voor: Vanavond / om 24 minuten, 4 seconden, / en 36 milliseconden over 8, / zal ik / voor het eerst in mijn leven / de realiteit binnentreden.

Ik kom van een feestje / dat uiteenviel in regen.

Bij de schimmen en schijnsels van Netflix / zwaait iemand / naar een met meel bestoven schim / in een met meel bestoven spiegelzaal.

(…) de nacht staat recht overeind / als een verzilt verlangen van dertig jaar.

(…) je nek draait je geheime projectiekamer / richting het ongezegde.

Ik trek een handkar achter mij aan vol boeken. / De hele afdeling psychologie. / De psychologie van de ontwijking.

Halzen spannen zich / de andere kant op.

In de zoutmijn / zwemt een eenzaam voorhoofd / in een bad vol inkt.