Tournee literair: boekvoorstelling "Tijgerbrood" van Ruth Lasters
Door Annika Cannaerts. Foto: Koen Broos.
In de Groene Waterman klonken we het glas op de feestelijke presentatie van Tijgerbrood, de laatste bundel van Ruth Lasters. Haar uitgever Menno Hartman prees haar poëzie als helder, beeldend en mysterieus. Hij las het gedicht ‘Grens’ voor (p.11) en in de derde strofe gebeurde het al: de woorden ‘zelfrijzend bang zijn’ bleven kleven tegen mijn gehemelte. Ik wist dat ik een nieuwe bundel had om uit te putten voor de rubriek ‘Zinnen als pralines’.
Recensent John Vervoort nodigde ‘mevrouw Lasters’ daarna op het podium uit om haar te interviewen, wat een hoog schattigheidsgehalte had omdat hij haar partner is. Ze gniffelde dat ze samen de vragen in bad hadden bedacht. Op het einde gaf John haar een cadeau, nl. een tijgerbrood, met het verzoek of ze dat dan de volgende dag samen konden opeten bij het ontbijt.
Ruth begon met te vertellen over haar 'vuile lakens': die zitten altijd vol inktvlekken, want ze schrijft in bed. Aan een tafel zitten, doet ze om te werken en ze vindt niet dat poëzie als ‘werken’ voelt. Ze stelde haar moeder, die aanwezig was, gerust dat de lakens intussen ververst waren.
Ze vertelde ook hoe ze bij uitgeverij Van Oorschot terecht is gekomen: 'Van Oorschot' klonk voor haar als ‘Van Oorsprong’ en dat trok haar aan. Er is duidelijk een fijne wisselwerking tussen de redacteur en de dichter. Ruth heeft geen kinderen en had een cyclus over ‘kindvrijheid’ geschreven. De redacteur had haar erop gewezen dat er nog een perspectief ontbrak, nl. dat van haar moeder, die van haar geen kleinkinderen zou krijgen. Dat inspireerde Ruth om ook daar een cyclus rond te schrijven: Keienstranden. Uit deze reeks komt trouwens ook het mooie gedicht ‘Abrikozen’, waarmee ze de prestigieuze Gedichtenwedstrijd (zie onderaan)* won in 2022.
Verder hadden ze het nog over Losgeld, het gedicht dat ze samen met haar leerlingen van de spectrumschool had geschreven en dat heel wat heeft losgemaakt bij iedereen met een hart voor jongeren en vakmensen. Je voelt dat Ruth Lasters geen wereldvreemde dichter is: ze staat dicht bij ‘haar jongeren’ en ook de klimaatproblematiek sloop in haar bundel.
Op het einde ging het over liefdesgedichten. Op verzoek van John las ze het gedicht ‘Haaien’ voor, wat mij betreft het mooiste uit de hele bundel. Een fragment:
‘Ik heb je lief met het én én van haaientanden / die én naast én achter elkaar in rijen staan, al had een enkele / vlijmscherpe reeks misschien ook volstaan. (…) / Ik kan je niet omarmen enkelvoudig nu. Telkens druk ik ook / de reeds stokoude man tegen me aan, plus het jongetje van opnieuw / zes én acht én tien. Een slaapkamer: een overzichtstentoonstelling / van al elkaars gedaantes (…)’
Zin in meer mooi zinnen uit deze bundel? Lees 'Zinnen als pralines'
Abrikozen
Gelatinevellen, gekocht voor bij het abrikozenbeslag
dat ik nooit bereidde. Hoe het opeens
raampjes zijn
waardoor ik ook het overige dat er niet van kwam
haarscherp durf te zien: een minnaar van
middernachtmails en een soort stomend, hortend
heimwee. Een apothekersjas en eigen tijmsiroop
voor een heer met hoest, eigen reumazalf voor een dame
met sudoku. En bovenal een dochter Frederike, naar mijn oma
die na twintig halfdove jaren opnieuw de doorncicades horen kon
op batterijtjes met
alkaline. Alles kan niet meer, Frederike
en dat voelt eindelijk extreem indringend onbedroefd én
vreugdeloos: neutraal in glansdruk. Onmat als deze
gelatineblaadjes. Het is een van die prachtdagen
dat men zijn frigo vol vlekkerige, harig geworden abrikozen
aanzien kan voor een kast vol door- en doorversleten
tennisballen voor de training van
de ballenrapers, die weergaloze vangers van
het onbedoelde.
Ruth Lasters