'Toen lichamen nog bergen waren' - interview met B.P. Arend

12 juni 2023

Onze redactrice Hanneke van de Kerkhof ging in gesprek met B.P. Arend, naar aanleiding van het verschijnen van diens poëziebundel 'Toen lichamen nog bergen waren'.

Wanneer en hoe is de liefde voor poëzie bij jou wakker geworden? Wat inspireerde je, motiveerde je?

Het is niet opeens ontstaan. In het eerste leerjaar, vanaf dat ik een pen kon vasthouden, ontdekte ik dat schijven mij echt lag. Ik ben dan kleine versjes beginnen schrijven met typische rijmschema’s... Maar ja, als je zes jaar bent, wat schrijf je dan (lacht). Ergens in het zesde leerjaar kregen we een opdrachtje en dan vroeg er iemand ‘juf moet dat altijd rijmen?’ En ik dacht, ah ja natuurlijk, anders is het toch geen poëzie? Maar de juf zei dat dat niet hoefde en ik was echt verbijsterd. Toen ik elf jaar was, is mijn vader overleden en ben ik daarover beginnen schrijven als verwerking en uitlaatklep, zonder te letten op rijmschema’s. Ik schreef vanuit mezelf. Zo ben ik later blijven schrijven over wat ik meemaak en rond me heen zie. Ik heb ook wel proza en kortverhalen geprobeerd, maar dat bleek niet echt mijn ding te zijn. Ik wilde proza proberen, omdat ik wist dat dat een veel groter publiek aantrekt, daarmee dacht ik gemakkelijker professioneel schrijver te kunnen worden.

Je doet ook nog ander werk naast het schrijven?

Ja, ik verzorg de communicatie, sociale media, nieuwsbrieven, voor een organisatie. Ik ben van opleiding taalkundige, Duits, Engels, en Nederlands. Ik heb ook een paar vertalingen gemaakt voor mijn werk. Het is gelukkig een talige job.

Wat een geluk, je hebt van schrijven toch je beroep kunnen maken!

Ja, ik heb echt wel een goeie job naast het schrijven zelf.

De trein speelt een grote rol in deze bundel. Ik heb een vermoeden dat de trein een metafoor zou kunnen zijn en de rode draad in deze bundel?

Een van de gedichten heb ik in de trein geschreven (Het oude raam van de trein) en dat wilde ik er sowieso in. Ik heb dat ooit aan Vitalski voorgelegd op de boekenbeurs om feedback te vragen. Hij heeft daar toen een hele analyse van gemaakt en vroeg me of hij dit mocht gebruiken in het tijdschrift Verzin. Dat bevestigde me alvast dat dit duidelijk een goed gedicht was en daarom wilde ik het ook zeker in de bundel opnemen. Ik had nog meer gedichten die ik in de trein geschreven had, waarin je duidelijk merkt dat ik in beweging ben. De trein zit er dus zowel letterlijk als figuurlijk in, want het is ook een geweldige metafoor voor de haltes van het leven. Soms ga je vooruit en soms sta je stil.

Mooi ook de afbeelding die bij het gedicht geplaatst is, het lijkt op het ochtendgloren dat je door het raam voorbij ziet vliegen.

Het is ook die afbeelding die ervoor gezorgd heeft dat ik er nog meer wilde gebruiken.

Mooi hoe je de seizoenen heel zintuigelijk als metafoor gebruikt in de gedichten. Welk seizoen vind je het mooist, fijnst en waarom?

De herfst, ik ben ook jarig in de herfst. Maar ik vind het ook poëtisch gezien het meest inspirerende seizoen. De lente en de herfst zijn overgangsseizoenen: in de lente komt alles op en in de herfst daalt alles weer. Er zit altijd beweging in. De herfst vind ik dan toch nog net iets leuker dan de lente, omdat er zoveel kleuren zijn, en ook omdat het weer veel contrastrijker is, de ene dag wind en regen, de volgende dag zon.

In het Nederlands heb je het woord onweer. Ik vind dat een heel vreemd woord, want onweer is al het weer in één keer, dus waarom noemen we dat dan onweer? In het Duits heet dat Gewitter, alsof het weer er nog een schep bovenop doet, ik vind dat veel gepaster.

Verbondenheid en begeerte zijn o.a. een rode draad doorheen de bundel… wanneer en hoe ervaar jij een diepe verbondenheid met anderen? Waar zit hem dat in?

Oh, dit is een moeilijke vraag (lacht), maar wel een vraag die me doet nadenken. Voor mij is verbondenheid iets intuïtiefs, je voelt een verbinding, maar hoe leg je dat uit? Eigenlijk zijn de schoonste dingen, de dingen die je niet in woorden kunt vatten, wat natuurlijk tegen mijn winkel als dichter is. Ik heb een heel goede vriend en die kan dat veel beter verwoorden dan ik, terwijl ik de dichter van ons twee ben (lacht). Als je kijkt naar familie bijvoorbeeld, mensen die geadopteerd zijn en toch de drang voelen om hun biologische ouders te vinden. Dat soort verbondenheid vind ik heel fascinerend. Misschien klinkt dit zweverig, maar verbondenheid voel je met je ziel, alsof je lijf maar een verpakking is en je ziel verbindt met een andere ziel.

Sommige gedichten hebben een titel, anderen niet… ik ben benieuwd wat daar de reden voor is.

Ik probeer wel de meeste gedichten een titel te geven omdat ik dat zelf mooier vind, dat is ook gemakkelijker als je een voordracht houdt. Maar soms komt er gewoon geen titel in me op en dat wil ik dan ook niet forceren. Als ik te lang over een titel nadenk, voelt het te gekunsteld, dan weet ik dat het er niet bij past.

Ik las op de achterflap dat je pseudoniem een ode is aan je vader. Dan denk ik, daar zit een verhaal achter…

Arend is een anagram van mijn vaders voornaam. Het is bijzonder hoe zoiets tragisch als een overlijden je leven ook een positieve richting kan geven. De arend heeft ook een mythologisch en symbolisch betekenis in verschillende contexten, dus iedereen kan er wel een interpretatie aan geven.

Dan ben ik natuurlijk ook benieuwd waar B.P voor staat?

(Twijfelt even) Dat houd ik liever voor mezelf. Wat ik wel wil verklappen, is dat het de eerste letters zijn van de indianennaam die mij gegeven is toen ik vier jaar oud was. Het grappige is dat mensen ook niet meteen weten of het hier over een man of vrouw gaat. Ik vind het wel leuk dat dat wat mysterieus is. Ik denk dat het in de literatuur wel handig is om een ‘neutrale’ naam te hebben.

Waarom heb je voor de titel ‘Toen lichamen nog bergen waren’ gekozen?

Ik had eerst de titel, en dan wilde ik ook een gedicht schrijven dat daarnaar verwijst. Het is eigenlijk wel een grappig verhaal hoe ik op die titel ben gekomen. Ik hoorde een liedje en daarin zat zo’n poëtische zin dat ik dat vertaald heb naar het Nederlands. Achteraf heb ik de liedjestekst opgezocht en ontdekte ik dat het eigenlijk iets anders was. (Lacht)

De gedichten uit deze bundel zijn een selectie van vijf jaar schrijven. Het duurde wel even tot ik tevreden was. Hoe kies je uit honderden gedichten de juiste uit? Passen ze wel bij elkaar? En als ze eindelijk een geheel vormen, in welke volgorde zet je ze dan? Aan die volgorde heb ik echt lang gepuzzeld.

Heb je de vrijheid gekregen van de uitgever om het helemaal naar jouw hand te zetten of heeft hij daar ook zijn mening over gehad.

Ik heb een geweldige uitgever, Johan Vergote, die me volledig vertrouwde.

Heb je een favoriete plek, tijd waar je schrijft? Een vaste routine of spontaan?

Ik schrijf eigenlijk het liefst ’s ochtends. Door mijn job gaat dat niet altijd. Nu werk ik hier in Antwerpen, maar we hebben ook een hoofdkantoor in Brussel en vroeger spoorde ik altijd naar daar. Dat vond ik wel fijn, want dan kon ik in de trein schrijven. Soms was het ook wel lastig. Dan zat ik volop in schrijfmodus en kwam ik net aan. Nu schrijf ik vooral in het weekeind of als ik een lege ochtend heb. Meestal komt het eigenlijk spontaan. Ik heb op mijn gsm veel notities staan met woorden of zinnen die in me opkomen als ik onderweg ben. Als je op een tram staat te wachten is dat ideaal, omdat je veel mensen ziet passeren. Sommige mensen zijn voor mij wandelende poëzie, hoe ze eruitzien of bewegen. Eigenlijk ben ik er altijd mee bezig, ook als ik niet aan mijn bureau zit. Het is iets wat nooit stilstaat.

Wie zijn jouw literaire of dichtende helden?

Er is niet echt één persoon, maar om dan toch iemand te noemen dan is dat Marieke Lucas Rijneveld. Ik vind Komijnsplitsers echt heel goed. Het eerste gedicht, ‘De troostzoekers’, is door een Nederlandse zangeres op muziek gezet en ik vond dat zo indrukwekkend dat ik de hele bundel wilde lezen.

Wat is je favoriete woord?

Heb ik een favoriet woord… ? Er zijn wel woorden in het Duits die ik heel mooi vind,

Hingucker (iemand waar je je voor omdraait) bijvoorbeeld.

Dank je wel B.P. Arend voor dit fijne gesprek in het zonnetje.

Hanneke van de Kerkhof