"Overdrijven en dramatiseren" - interview met Hugo Matthysen
Door Tony Vanderheyden
Dag Hugo – Onlangs las ik drie openings-/begroetingsvragen. De eerste en courante ‘Hoe is het?’, de iets meer gravende ‘Hoe is het écht met je?’ en de derde: ‘Wat houdt je bezig?’, wat dan vooral de bespreking van het weer vermijdt. Dus Hugo, wat houdt je tegenwoordig bezig?
Het weer. En een nieuw programma, een soort greep uit mijn liederenrepertoire wat nogal uitgebreid is, dingen voor tv, voor radio, voor andere performances. Een vervolg op ‘Huroram’ weer met ons drieën: Aram van Ballaert en Ronny Mosuse. Daar moeten ook wat nieuw dingen in zitten. Bij de eerste reeks was dat gemakkelijk, daar kon ik gewoon uit mijn grote voorraad nemen wat het meest geschikt was. Of geschikt leek.
Huroram, part two.
Ja, maar nu onder de noemer ‘Bimdek’. Ik had al heel lang een instrumentaal nummer en dat heeft ooit die titel gekregen. Dus ik dacht, moet ik daar geen tekst bij maken waar dan het woord Bimdek moet invallen? Wat niet simpel is.
Neen?
Neen, want je moet er een goede uitleg aan kunnen geven. Ik heb dat ook gedaan met het nummer ‘De Snor van Guy Mortier’. Dus dat is een stokoud, kort instrumentaal dingetje dat ik heb gemaakt toen ik 17 jaar was. Of 18. We hebben dat ooit eens samen met den Bart (Peeters nvdr) gespeeld, op een Poppol-event, denk ik, en dan hebben we dat dus ‘De Snor van Guy Mortier’ genoemd. Maar als ik dat opneem, dan denk ik van ja, misschien moet daar een tekst bij. En dan moet dat wel gaan over ‘De Snor van Guy Mortier’.
Is dat zo dat dingen bij jou ontstaan?
Ik heb gemerkt, zoals in deze gevallen is dat natuurlijk nogal extreem, dat ik een neiging heb om mijzelf een strikt kader op te leggen, dat kan een titel zijn of een simpele zin. En dan probeer ik daar ook niet vanaf te wijken. Dus je hebt een nummer, bijvoorbeeld Tony, de zieke pony. Je hebt een titel, een goeie zin. Dan is het de uitdaging om iets te maken dat organisch klinkt, dat vanzelfsprekend klinkt en idealiter, dat je, als het af is, het gevoel krijgt dat het al heel lang bestaat.
En humor is er op de een of andere manier ook altijd.
Ja.
Je zegt nogal twijfelachtig ‘Ja’. Terwijl het je toch kenmerkt. Niet noodzakelijk de schaterlach maar toch steeds: humor. En je kunt zeggen, dat is techniek, bijvoorbeeld overdrijven over of met iets. Contrasteren. Woordspelingen. Maar hoe weet je nu wanneer dat werkt? Tony, de zieke Tony. Wanneer denk je nu, dat is goed of is dat nu niet echt flauw? Of neem ‘Boecht van Dunaldy’: wanneer zeg je: dat klinkt goed. Want het is niet zo veraf van iets dat soms misschien idioot kan klinken.
Ja, dat hangt af van geval tot geval natuurlijk. Bij ‘Boecht van Dunaldy’ zit je wel in het universum van Clement Peerens en moet het daar in passen. Maar ik denk dat het, op wat uitzonderingen na, hetzelfde is zoals ik werk naar een grap ofzo, daar houd ik mij niet mee bezig, dat komt ook een beetje vanzelf. En ik denk dat in veel van die dingen, zoals bijvoorbeeld bij Tony de zieke pony, om bij dat voorbeeld te blijven: dat is misschien wel een grappig nummer, maar je kunt niet zeggen van, die zin, of die titel, dat is nu echt geweldig grappig. Het is het geheel. En er moet ook iets meer zijn, zonder te zeggen dat het een nummer met geweldig veel diepgang is, er wordt ook een wereld geschetst, over een raar soort obsessie of paranoia. Dat moet er wel zijn. Bij ‘Boecht van den Dunaldy’: het mag niet louter blijven steken bij “bij Dunaldy verkopen ze slechte wijn ha ha ha”. Het is ook karakterieel, gaat ook over zelfmedelijden en een soort reflex om onmiddellijk iemand anders te beschuldigen.
Dat is eigenlijk moeilijk om uit te leggen, want dat is heel subtiel. Want wij kunnen, bij manier van spreken, die boecht drinken en dan is dat zo. Maar als je dat moet uitleggen, zo wit op zwart dan klopt dat niet. Zo staan in je bundeling ‘Tony, de zieke pony’ veel voetnoten. Bijvoorbeeld bij ‘Geeft da kaske nu eens hier’: dan legt de voetnoot uit: afstandsbediening, maar je kunt het niet vervangen door dat woord. Het subtiele is dan weg. Je krijgt dat moeilijk uitgelegd, cultureel gebonden?
Ik denk in dit geval, bij dat kaske, dat heel veel mensen dat al wel eens hebben gedacht of hebben gezegd. En daarmee ook een soort irritatie uitdrukken: ik wil eigenlijk iets anders zien. En ook daar zit weer wat zelfbeklag en overdrijving en oneindig dramatiseren in.
Zit dat voor jou in de categorie volkshumor? Zoals op TV bijvoorbeeld ‘Het eiland’, ‘De collega's’?
Met Clement Peerens, bedoel je?
Ja, dat soort humor.
In het voorbeeld van Clement Peerens is dat misschien wel vergelijkbaar.
De spreektaal die je hanteert....
Ja, die spreektaal en het geweldig dramatiseren. Zeker in de TV-afleveringen van ‘De collega's’. Daar hangt ook zo’n tragiek.
Ik denk dat ik ooit van je hoorde of las dat doodernstig schrijven niets voor jou was, maar dat het wel over doodernstige dingen kan gaan. Het gaat altijd wel steeds ergens over?
Eh....ik ben natuurlijk niet vies van spielerei. Maar ik probeer dat toch wat in te tonen.
Waarom?
Omdat als je dat doet, dan blijft het volledig in het luchtledige hangen. Wat af en toe uiteraard geen kwaad kan. Maar als je echt veel te vertellen hebt, dan is dat toch heel anders en moet je toch het gevoel hebben dat het net iets meer is dan een grap.
Als je nu je bundel pakt, Tony de zieke pony, krijgen die teksten door het feit dat ze nu gedrukt staan, los van de muziek, nu net iets meer of verliezen ze iets?
Dat hangt er wat vanaf. Ik heb er een aantal dingen niet ingezet, omdat ze zonder muziek wat van hun bestaansrecht verliezen. En omgekeerd, zullen er ook wel dingen in staan, waarvan ik dacht, goh, die tekst is eigenlijk wel goed, maar de muziek was wat minder.
De intonatie is soms ook bepalend. Want ‘paaaaain!’ is niet hetzelfde als ‘pijn’.
Absoluut. Maar ook bijvoorbeeld in het nummer ‘Als ik er ene geef’, dat zit stevig in de New Wave geworteld en dat werkt niet met andere muziek. En ge hebt ook ’t voordeel, vermits dat dat in het Antwerps is, dat het personage daar een pertinentie aan kan geven, zelfs in de overtreffende trap.
En ‘Vinde gij mijn gat niet te dik in deze rok’ dat is een vraag die al duizenden keren gesteld is aan duizenden mensen. Die vraag ontstaat uit wanhoop en zelftwijfel, en ik, goedhartig als ik ben, ik heb dan uiteindelijk de verlossende woorden gesproken, ‘nee, totaal niet’. Dank u wel, dank u wel, en ze was content, ik was zelf geëmotioneerd, maar het is dankzij het Antwerps, dat je het op zo'n toon kunt brengen, dat je de indruk krijgt amai, dat is nogal wat, er is wel wat gebeurd, daar in dat café, toen ze dàt vroeg.
Maar, dus, als je die teksten apart neemt, dan is er uiteraard het voordeel dat je gefocust wordt om nog meer naar die teksten te kijken: alleen de woorden moeten het doen, al zit de muziek misschien wel in het hoofd van de lezer.
Ja, ten goede en ten kwade. Het was nooit bij mij opgekomen om deze bundel uit te brengen, maar ik kreeg de Drs. P Trofee 2023, met het vriendelijke verzoek van het Heen- en Weerschap, of er geen boek mogelijk zou zijn.
Er is dan ook altijd de rijm. Spelen met die rijm. Of zelfs het vervormen van woorden. Is dat ook zo'n beperkend kader, dat je jezelf oplegt?
Ja, dat helpt geweldig. Als ik in het vervolg van een tekst een rijmwoord moet laten volgen, dan duwt dat je soms in een onverwachte richting. Je volgende zin kan niet om het even wat zijn. Het is wat puzzelen, maar ik heb me later gerealiseerd dat ik in andere omstandigheden dat ook vaak heb gedaan. Bijvoorbeeld in het Leugenpaleis. En in Peulengaleis ook wel. Bijvoorbeeld in het Peulengaleis hadden we een sketch, waar we er een dertigtal van hebben gemaakt, in de Gamma. Het ding is altijd: de klant komt met een waanzinnig probleem bij een verkoper. Je weet als kijker na drie afleveringen dat het antwoord op die vraag zal zijn: om dat probleem op te lossen heb je nodig: een hamer, een zaagske en een beitel. Dus dan is alras de opgave: bedenk een probleem waarbij dat je als kijker hopelijk moet denken: dit gaat niet lukken. Dat wil zeggen bijvoorbeeld hoe moet ik de migratieproblematiek oplossen? Dan heb je drie producten nodig een hamer, een zaagske en een beiteltje. Het klimaatprobleem oplossen of ik heb teken in mijnen hof... En altijd hetzelfde. En dan moet je puzzelen tegen veel scenariowetten in, je moet altijd weten te verrassen maar de verrassing zit niet in de afloop.
Het feit dat men die afloop al kent maakt het ook nog grappiger eigenlijk... Merkwaardig eigenlijk dat wij zo’n kronkel grappig vinden.
Ja, ik denk in dit geval, dat klinkt misschien wat plechtig, maar dat er de hoop is dat de kijker, willen of niet, gaat beginnen meedenken. Zo van: hoe gaan ze in godsnaam daar uit geraken? Dat is bij sommige thrillers ook zo: je weet wie het gedaan heeft vanaf minuut één, maar welke weg is er bewandeld om daar te komen?
Bij jou zitten we in de lyriek. Zijn er muzikanten die jou beïnvloed hebben? Ik gok wat op Frank Zappa, humoristische teksten, sterke gitarist.
Ja, daar ben ik toch wel redelijk door beïnvloed, ook muzikaal. Weinig mensen zullen dat weten maar bijvoorbeeld het nummer ‘Loeten’, die gitaarrif die is bijzonder Zappiaans, die zou zo uit Hot Rats (nvdr album van Frank Zappa uit 1969) kunnen komen. Zo werkten we soms bij CPEX: een gitaarrif verzinnen die AC/DC vergeten was te verzinnen. Verder bijvoorbeeld iets als ‘Rider in the Rain van Randy Newman: dat is heel simpel, en ik vind dat heel grappig.
Of zijn ‘Short People’: het lijkt spotten, maar is het dat?
Daar zou je kunnen zeggen, achteraf bezien, hij had Paul Simon er niet bij moeten halen, dan zwakt het wat af. Maar ik was in mijn jeugdjaren redelijk onder de indruk van Raymond van het Groenewoud die af en toe toch briljante teksten heeft geschreven. En Drs. P. uiteraard... Of Jaap Fischer, twee LP’s gemaakt begin jaren ’60. En dan is die gestopt. Geruchten gingen dat die dan in de psychiatrie is beland. Twintig jaar later was er dan plots Joop Visser, wat hij ook was, die helemaal leek op Jaap Fischer, gelijkaardige nummers bracht, maar niets wou horen over Jaap Fischer. Op Youtube vind je die wel. Jaap Fischer was ook een voorbeeld voor Boudewijn De Groot. Toen Jaap Fischer al een flink in de 70 was nam hij deel aan Holland’s Got Talent (nvdr Joop en Jessica met Hordelopen) en de jury had geen idee met wie ze te maken hadden. Grappig.
Leestips van Hugo
Wat lees je zelf graag?
Ik zou niet zeggen alles, maar het scheelt niet veel. Ik lees tamelijk veel non-fictie. En ik maak altijd dezelfde fout. Ik hoor of lees ergens iets, denk dat boek wil ik lezen en als ik dan in een boekenwinkel beland, dan ben ik dat totaal vergeten. Ik kom daar ook niet echt graag en dan gris ik maar wat mee. Dat kan meevallen en dat kan tegenvallen.
Zeg eens iets over de meevallers? Of auteurs die je sowieso graag leest?
Een grote meevaller, een jaar of twee, drie geleden was de heruitgave van ‘Het leven en de dood in de ast’ van Stijn Streuvels. En ik kende dat eigenlijk niet. En dat was voor mij echt een openbaring. Heel goed geschreven met een ongelooflijke vaart. En op een bepaalde manier ook heel modern. Wij hebben allemaal de neiging Stijn Streuvels te associëren met wuivende graanvelden of vlasvelden. Een soort agrarische romantiek, maar dat is het dus totaal niet. Dat is een harde, naturalistische roman. Ik ben zeer blij dat ik die heb gelezen.
Zijn er auteurs waar je alles van leest?
Ik heb dat tamelijk lang gehad met John Irving. Ik heb dat ook al lang volgehouden. Maar de twee of drie laatste boeken die hij heeft geschreven, heb ik gedacht: ik begrijp dat je een boek van 800 bladzijden wil schrijven, of 600, maar met wat je nu te vertellen hebt, was 250 misschien wel beter geweest. Maar ik lees het dan wel uit.
Erik Vlaminck, een veellezer, vertelde mij onlangs dat hij steeds maximaal duizend boeken in huis houdt. Om die selectie te doen is hij ook veel gaan herlezen, waar hij veel plezier aan beleeft. Herlees jij ook boeken?
Nee, of toch niet veel. Ik heb zeker Anna Karenina twee keer gelezen. En alles van Willem Elsschot twee keer of misschien drie keer. En het overkomt het mij wel eens dat ik een boek lees en denk, ik heb dat precies al eens gelezen. Ik had dat onlangs met ‘Van Muizen en Mensen’ van John Steinbeck.
Lees je dan altijd in het Nederlands? Of lees je ‘Of Mice and Men’?
De laatste jaren wel. Ik ben begonnen heel veel in andere talen te lezen om de simpele reden dat dat veel goedkoper was.
Jongeren lezen nu ook vaak in het Engels.
Ja, Engels, Frans. Ik moest ook op de universiteit Duits kunnen, maar ik had geen Duits gehad op de middelbare school. Dus dan begon ik te lezen met een woordenboek. Ik leerde zo Duits van Herman Hesse.
Met de filosoof Nietzsche heb je ook wel iets. Die zegt bijvoorbeeld dat we het leven met een vrolijke ernst moeten opvatten. Zit er wat van Nietzsche in u?
Ik heb daar destijds mijn thesis over gemaakt. Ik heb me daar wel wat op toegelegd en ik blijf ook wel wat volgen wat erover verschijnt. Het is heel moeilijk. Heel moeilijk te doorgronden filosofie. Dus ik zal niet zeggen dat ik dat begrijp. Maar wat hij op een heel radicale manier heeft gedaan, dat is zeggen: mannen, er is niets anders dan deze wereld en dit bestaan. En je moet de moed hebben om daar volmondig ja tegen te zeggen. En niet te vluchten in ideologieën, religie, enzovoort. Dat wordt wel eens als een soort mystiek beschouwd, wat het eigenlijk niet is.
Het is eigenlijk ook omgaan met de dingen waar je mee geconfronteerd wordt. Daar is er alleen maar één keuze. En dat is een positieve benadering.
Ja, maar in zijn geval, dus in zijn leven lang, vanaf zijn twintigste zeker, is hij heel ernstig chronisch ziek geweest, zodanig dat hij op den duur dingen moest dicteren. Dat hij niet langer dan tien minuten of een kwartier kon schrijven, voor hij barstende koppijn kreeg. Dus in zijn geval klinkt dat toch overtuigender, heroïscher. Hij heeft het ook over de Eeuwige Terugkeer van de dingen. Dat is een beetje een gedachte-experiment. Dus alles wat je meemaakt, zal eeuwig meegaan. Stel dat een boze gnoom u influistert dat alles tot in detail, eeuwig onverbiddelijk zal terugkeren. Wat gaan we dan zeggen? We gaan zeggen, oh shit, die ziektes mogen we die niet schrappen? Je moet dan ook volmondig zeggen, oké, prachtig, laat maar komen.
Ok. Is er tenslotte toch een boek waarvan jij zegt, tegen de lezers van Antwerpen Leest, neem dat zeker ter hand?
Ik zou... dan kom je bij de klassiekers uit natuurlijk. Dan zou ik als net-niet-Antwerpenaar zeggen, alles van Willem Elsschot.
Laat ik nu net zijn iets minder bekend werkje ‘Pensioen’ van hem op mijn nachtkastje hebben liggen.. Bedankt Hugo.
Lees ook de leestip die Stadlezer Dries Decru schreef over 'Tony, de zieke pony'.