Hoeders van de nuance: straffe vrouwen Maud Vanhauwaert en Esohe Weyden

11 februari 2025

Door Lien Vanreusel

Maud Vanhauwaert is dichter, schrijver en performer. Onlangs opende ze de deuren van de Paddegragt, een theaterkelder in een zestiende-eeuws pand in hartje Antwerpen. Dichter, spoken word-kunstenaar en juriste Esohe Weyden publiceerde in 2022 haar eerste bundel Tussentaal en in maart stuurt ze haar tweede bundel Richtingloos navigeren de wereld in. Samen met Annelies Verbeke houden ze op het podium een boeiend onderonsje over het leven, prangende dingen, literatuur en het vrouw-zijn. In dit interview vertellen Maud Vanhauwaert en Esohe Weyden over wat hen drijft als dichter en als mens.

Jullie brengen beiden poëzie op papier en op het podium. Vanwaar die keuze?

Maud: Eerder toevallig heb ik een fascinatie voor de scène van het papier en voor de scène van het podium. De combinatie van de twee vind ik interessant, maar voor mij zijn het verschillende disciplines. Sommige teksten zijn bedoeld voor het papier, andere voor het podium. En soms maak ik ze voor beide scènes, met een lichte variatie.

Vandaag is het bijna een noodzaak om je poëzie luid te brengen. Maar je kunt niet per se van een dichter verwachten om op een podium te staan. Het is veel moeilijker geworden voor dichters die uitdrukkelijk voor het papier kiezen. Ik ben blij dat ik het met veel plezier doe: het voelt niet als een verplichting om met mijn teksten te leuren.

Esohe: Als kind vond ik schrijven al geweldig. Aanvankelijk schreef ik poëzie op papier, omdat ik niet wist dat er een wereld is waarin je die ook op het podium kunt brengen. Later rolde ik in het spoken word. Maar voor mij begint alles nog steeds op papier en komt het voordragen erna. Beide sporen wil ik op een gelijkwaardige manier blijven voeden.

Publiceer je een tekst, dan laat je het verdere verloop over aan de lezer. De manier waarop hij de tekst leest, de pauzes die hij neemt, hoe snel hij leest: al die zaken bepaal je dan niet meer zelf. Tijdens het voordragen kun je nog meer informatie kwijt in een tekst, je kunt sturen en klemtonen leggen. Dat vind ik bijzonder. Door de interactie met het publiek voel je bovendien meteen of een tekst goed zit. Bij een publicatie moet je het doen met recensies; die zijn misschien niet meteen na het lezen van de bundel geschreven.

Maud: Daar kan ik me in vinden. Ik zie een tekst bijna als een muzikale partituur waarin de melodielijn, het metrum, de ritmiek en de harmonie of de bewust gekozen disharmonie van belang zijn. Soms moet je een gedicht laten klinken: je kunt er als schrijver veel uit leren. Je hoort waar het nog schort, waar de zinnen net niet lekker lopen. Ook schrijven, op mijn laptop, doe ik bijna altijd luidop. Dat gebeurt intuïtief, het is niet zo dat ik er rijmschema's naast leg.

Elk gedicht is een uitgestoken hand: je schrijft het om verbinding te maken met de lezer. In die zin is er veel schoonheid in het tijdelijke van het podium. Jij, die in al je kwetsbaarheid iets deelt met een publiek, daar, op dat eigenste moment. Breng je het op een ander moment, voor een ander publiek, dan krijgt het alweer een andere betekenis. Publiceer je een gedicht, dan heeft de lezer alle vrijheid om te interpreteren. Die meerlagigheid is natuurlijk ook interessant. Op een podium krijgt die betekenis vaak iets dwingends door de context. Het is fijn om niet te hoeven kiezen tussen de twee.

Sinds corona is er een tendens om alles te livestreamen en integraal vast te leggen.

Esohe: Daar ben ik eerlijk gezegd niet zo'n fan van. Ik merk bij mezelf dat er veel spontaniteit verloren gaat: ik durf het minder aan om spontane veranderingen aan te brengen of een tekst een twist te geven als ik weet dat die voor eeuwig op het internet zal staan. De vergankelijkheid van het spoken word heeft me altijd blij gemaakt. De intimiteit van het moment, met de mensen die hier zijn. Zonder enige druk de stap wagen, te weten dat het oké is als het niet perfect is: ik vind het jammer dat dat ook verloren aan het gaan is.

Maud: Er is een discrepantie tussen het momentane, het vergankelijke van op het podium staan, en het eeuwige - of toch de illusie van het eeuwige van een tekst op papier. Iemand zei me dat papier zo weinig duurzaam is geworden, dat er over vijftig jaar haast niets meer zal over zijn van de bestaande teksten. En het is maar de vraag hoe lang alles wat online verschijnt, effectief zal bestaan. Maar ergens heb je toch de illusie van eeuwigheid, en dat is ook wel prikkelend. Volgens mij is het voor veel mensen de reden om een boek te publiceren.

Ik denk dat wij beiden zijn aangetrokken door het verlangen om iets vast te leggen, maar tegelijkertijd ook door de magie van het vergankelijke en de slingerbeweging tussen die twee. Of dat is toch wat mij in beweging houdt.

Internationale Vrouwendag is de aanleiding om jullie uit te nodigen. Wat betekent Vrouwendag voor jullie?

Esohe: Ik realiseer me dat ik niet volledig op de hoogte ben van de oorsprong en de historische context. Maar voor mij als dichter is toch een gelegenheid om het vrouw-zijn, en alles wat ermee te maken heeft, te vieren. Het is ook een mooi moment om thematieken uit de taboesfeer te halen en bespreekbaar te maken.

Maud: Er is lang gestreden voor vrouwenrechten. We durven er wel eens van uitgaan dat die eens en voor altijd verworven zijn, maar dat is natuurlijk niet zo. Het is belangrijk dat we ons er blijvend bewust van zijn. We moeten niet zo ver terugkijken om te weten dat veel vrouwen er voor hebben afgezien, en soms zelfs hun leven gegeven.

Zelf verkeer ik in een gefortuneerde situatie. Ik ben samen met een vrouw en we hebben twee kinderen. We leven in een land waar dat mogelijk is. Ik heb een zoontje dat ik zelf heb gebaard, maar ook een dochter met wie ik genetisch geen enkele verwantschap heb. Toch ben ik volgens het wetboek haar mama. Daar ben ik elke dag ontzettend dankbaar voor. Ik moet niet ver over de landsgrenzen kijken om te weten dat het vaak anders is. Ook als ik zie wat er nu in ons land op politiek vlak gebeurt, besef ik dat ik het geluk dat ik nu ervaar, niet zomaar kan afkloppen. Dat bewustzijn komt niet binnen bij het wakker worden op 8 maart. Het is eerder sluimerend aanwezig. Toch vind ik zo’n dagen belangrijk om er via de literatuur aandacht voor te vragen.

Esohe, in welke mate klinken stellingen over racisme door in je poëzie?

Esohe: Uiteraard kan ik een aantal gedichten bedenken waarin ik het over racisme heb, maar die vormen een minderheid. Dat wil niet zeggen dat ik er niet mee bezig ben, alleen ik voel minder de noodzaak om erover te schrijven.

Ik begon met poëzie om de chaos van mijn eigen hoofd en mijn gevoelens vorm te geven, en niet zozeer als middel om de politiek mee te sturen of mensen te overtuigen. Ik denk wel dat elk gedicht een maatschappelijke lading heeft. Als dichter ben je onderdeel van een maatschappij. Je kijkt rond en schrijft je observaties neer. Ik kan een aantal dichters voor de geest halen voor wie poëzie een middel is om mensen te informeren over tendenzen in de samenleving: ongelijkheid, racisme … Ik denk ik vooral in mijn andere engagementen met die onderwerpen aan de slag ga: in mijn mens-zijn, in mijn vriendschappen probeer ik erover te praten en te discussiëren.

Welke rol hebben dichters vandaag in onze samenleving?

Maud: Het is belangrijk dat elke dichter vanuit zichzelf kan vertrekken en de ruimte heeft om een eigen poëtica te ontwikkelen. Ik voel dat we in een tijdsgewricht leven waarin bijna verwacht wordt dat een dichter poëzie als een politiek middel gebruikt. Ook in het theater zie je een grote dwingendheid. Dat komt misschien door politieke tendensen en wereldproblematieken waar we niet naast kunnen kijken. Er is een zekere urgentie om niet in metaforiek te blijven hangen, maar standpunt te durven innemen. Ik moet zeggen dat ik er wel een beetje mee worstel.

Enerzijds denk ik dat het goed is dat we niet in nevelen blijven spreken. Anderzijds voel ik me absoluut geen polemisch dichter en ga ik instinctief altijd op zoek naar nuance. Zeg ik ja, dan denk ik al snel: als ik het zo bekijk, had ik evengoed nee kunnen zeggen.

Dat voortdurende twijfelen frustreert me soms mateloos. Maar in die dialectiek kom ik het dichtst bij wie ik ben als mens. Bovendien zie ik hierin ook een maatschappelijke rol voor dichters. In een maatschappij waarin de taal zo dwingend, scherp en kwetsend kan zijn, kunnen dichters misschien wel de hoeders zijn van de nuance.

Het blijft natuurlijk een moeilijke zoektocht. Neem nu bijvoorbeeld de problematiek in Gaza. Een extreem doorgetrokken nuance kan tot een zekere onverschilligheid leiden: “Het hangt er toch van af hoe je er naar kijkt. Is het een genocide of niet?” Bij bepaalde problematieken is het misschien toch echt nodig om stelling te durven nemen. Al merk ik dat ik dat ontzettend moeilijk vind, net omdat ik over zoveel thema's zo weinig weet. Soms is het makkelijker om me op mijn eigen kleine zielenroerselen te focussen. Daar heb ik op zijn minst wat zicht op. Ik denk al snel: wat moet ik als klein mensje in godsnaam over die grote thema’s zeggen?

In elk geval: de twijfels die ik nu formuleer, zijn de motor van mijn creatieve processen. Ze houden me alert en doen me blijvend nadenken.

Esohe: Ik merk bij mijn collega’s dat iedereen zijn beweegredenen heeft om poëzie te schrijven. Sommigen vertrekken van het idee aan een rechtvaardigere samenleving te willen werken. Ze ervaren veel gevoelens wanneer ze kijken naar de samenleving en de problemen die erbij horen, en poëzie is hun medium om te verwerken, maar ook anderen te informeren over hun onderzoek en kennis.

Ik heb daar een wat gewrongen gevoel bij. Al die thematieken vind ik heel belangrijk, maar zelf begon ik met poëzie vanuit een wat nerdy fascinatie voor de Nederlandse taal. Op de middelbare school hield ik al van taalmopjes en taalspelletjes. Het Nederlands werd er niet altijd even sterk gewaardeerd: veel jongeren wilden wel in het Engels schrijven, maar Nederlands was niet cool. Voor mij was het net een motivatie om poëzie te schrijven, want de Nederlandse taal is supermooi. We hebben woorden met veel lettergrepen, waardoor je ritmisch fenomenale teksten kan schrijven. En je kan constructies maken die inhoudelijk kloppen, maar ook goed klinken.

Toch merk ik dat mensen een grote politieke boodschap verwachten. Maar als ik dicht bij mezelf blijf, weet ik dat het niet de reden is waarom ik poëzie schrijf. Ik ben dus aan het zoeken hoe ik die twee kan verzoenen. Maar krijg ik een vraag om te schrijven over dieren- of mensenrechten, dan ben ik een van de eersten om dat te doen.

Maud: Daar herken ik me zeker in. Ik vertrek ook veelal vanuit mijn fascinatie voor taal. Wanneer ik aan het priegelen ben met lettertjes en woorden verschuif, wordt het kind in mij wakker. Als kind al voelde ik me vaak vrijer binnen de grenzen van het papier dan op de speelplaats. Het is een zoektocht. Hoe ga je in 2024 om met al die prangende thema’s? Maar goed, ik denk dat elke maatschappij haar uitdagingen heeft. Misschien leggen we er te veel de klemtoon op en is het voor dichters niet zoveel anders dan honderd jaar geleden.

Esohe: Ik knik heel hard mee.

Een interview van Lien Vanreusel voor Schouwburg Noord

________________________________________________________________________________

Straffe vrouwenavond met Maud Vanhauwaert, Annelies Verbeke en Esohe Weyden

Boekpresentatie Richtingloos navigeren