“Hoe meer je ergens thuis bent, hoe minder vrij je bent, dat gevoel heb ik.”

25 januari 2021

Dit jaar werd het Poëzieweekgeschenk geschreven door Maud Vanhauwaert en Rodaan Al Galidi. Alle info over de Poëzieweek vind je op deze pagina.: https://www.antwerpenleest.be/...

Jan Stoel interviewde Rodaan Al Galidi, met medewerking van Martin Overheul en stadslezer Nathalie Brouwers.

Dit interview werd voor Antwerpen Leest aangeleverd door stadslezer Nathalie en werd eerst gepubliceerd in het digitale magazine van de Nederlandse boekenverkoopwebsite Bazarow. (Bazarow ondersteunt geen verkoop naar België.) Dit interview verscheen ook op enkele andere boekenblogs.

Over

Over de auteur

Rodaan Al Galidi (1971) woont sinds 1998 in Nederland. Naast dichter is hij auteur van verschillende romans, waaronder de besteller Hoe ik talent voor het leven kreeg (2016). Het boek is inmiddels ook verschenen in het Engels en in 2020 kwam er een voorstelling in het theater met deze titel. In die voorstelling speelden acteurs én tientallen nieuwe Nederlanders met een vluchtverleden. Zijn dichtbundels De herfst van Zorro (2007) en Koelkastlicht (2016) waren genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. De roman De autist en de postduif (2011) won de Literatuurprijs van de Europese Unie. Kort daarna zakte Rodaan voor het inburgeringsexamen!

Over het boek

Behalve met onverwachte regenbuien, de Aldi en de zee had Semmier Kariem niet zo gek veel ervaring met het leven in Nederland buiten het azc. Na negen jaar wachten op een verblijfsvergunning komt hij terecht in het echte Holland, dat van haar inwoners, niet dat van het systeem. Het wordt een zoektocht naar zichzelf, de jongen die hij gaandeweg verloren is en naar het thuis waar hij zo naar verlangt. Onderweg blijkt het volk anders te zijn dan het systeem, en zijn reis moeilijker dan hij dacht. Wie zijn de Hollanders? Gaat Semmier zijn weg vinden? En wat als de liefde op zijn pad komt?

Interview

Je woont nu tweeëntwintig jaar in Nederland. Voel je je een Nederlander? Hoe gaat dat in je hoofd?

“Nee, ik voel me geen Nederlander. Hoe kan een kip zich ooit een meeuw voelen… Ook als een kip honderden jaren inburgering krijgt en een taalcursus doet, ook als ze krijst als een meeuw, nooit zal ze een meeuw zijn. Maar gelukkig, als kip vind ik best goed mijn weg tussen de meeuwen als ze op het strand landen. Ik voel me ook geen Arabier of Irakees. Maar ik woon niet echt al tweeëntwintig jaar in Nederland, want ik ben vaak in Spanje of Italië en soms in Indonesië. Ik merk de laatste jaren dat ik het heel lekker vind om toerist te zijn, of reiziger. Dan ontmoet je mensen die op reis zijn geweest, en dan geloven ze meestal in de wereld, of ze willen op reis gaan en dan ben je een voorbeeld voor hun.”

Heb je in Nederland gevonden wat je zocht?

“Wat ik altijd zocht was een veilige plek voor mijn lichaam. Dat ik niet dood zou gaan door de mening van een zin of een idee. Dat heb ik wel gevonden in Nederland. Je lichaam is hier veilig. Nederlanders zullen je niet doden als je iets fout schrijft, maar ze lezen je gewoon niet. Dus laten we zeggen, dan doden ze jouw carrière, haha. Honderden carrières die dood gaan is beter dan dat ikzelf doodga.”

Als ik naar de titel van je laatste boek kijk staat er ‘Ho llan d’ en niet ‘Holland’. Kun je opheldering verschaffen?

“Dat komt door de prachtige vormgever Steven van der Gaauw. Hij las het boek voor hij de omslag ging maken en voelde dat de hoofdpersoon Semmier Karim moeite had met deel zijn van de maatschappij. Hij is gaan goochelen met de letters en nu staat er ook een soort van: Ho, of stop. Ho, hou op. Ik vind het mooi dat de letters een beetje uit elkaar zijn gehaald, nu wordt Holland ietsje groter. Je weet dat Nederland zo klein is, maar zo met letters kunnen we haar een beetje groter maken. Nederland is helemaal vol, maar in de titel, zo geschreven, zie je veel ruimte die niet gevuld is met huizen, industrieterreinen of kantoren.”

Je kiest voor een strofe uit een gedicht van Rutger Kopland: “Ga nu maar liggen liefste in de tuin, / de lege plekken in het hoge gras, ik heb / altijd gewild dat ik dat was, een lege /plek voor iemand, om te blijven.” (Uit de bundel: Een lege plek om te blijven; 1975) Vanwaar deze keuze?

“Ik vind Rutger Kopland in de eerste plaats een heel goede dichter. En in dit gedicht is hij net als de hoofdpersoon Semmier Karim. Hij kan nergens blijven en hij wenst dat hij een lege plek heeft om te kunnen blijven. Rutger Kopland schreef dit terwijl hij geen asielzoeker is. Ik vind het een heel mooie zin. En ik ben fan van hem. Ik heb hem vaak horen voordragen en hij raakte mij met dit gedicht zo diep.”

Op de achterflap van Holland is het volgende te lezen: ‘Holland is de hoofdpersoon van deze roman. Dit boek is mijn reis tussen de Nederlanders en in de Nederlanders. In hun hart, in hun geest, in hun hoofd. En als dat het niet is, dan is het mijn vergissing, waarvan ik dacht dat het mijn reis was.’ Is je reis meegevallen of juist niet? En wat heb je opgestoken van die reis?

“De reis is wel meegevallen. De Russische tsaar Peter reisde door Nederland om Rusland te moderniseren. Door mijn reis door Nederland zou ik absoluut Irak veilig kunnen maken door mijn ervaringen hier. Einstein zei ooit: ‘De beschaving begint als mensen geen stenen naar elkaar gooien, maar woorden’. Nederlanders gooien geen stenen. Is dat omdat er geen stenen zijn op de wegen of omdat ze van woorden houden? Ik denk omdat ze van woorden houden. Op straat in Irak weet je niet wanneer er een kogel of steen tegen je kop komt en je flauw valt. Dat is het mooiste dat ik heb geleerd in Nederland. Samenleven in plaats van samendoden. Luisteren en fluisteren in plaats van schreeuwen.”

Wat was voor jou de urgentie om deze roman te schrijven?

“Om eerlijk te zijn, ik heb het geschreven als een soort kennismaking tussen buitenlanders en Nederlanders. Er zijn zoveel buitenlanders die in Nederland wonen en die geen flauw idee hebben over het land waarin ze wonen. Dit boek is een soort inburgering. Tot nu toe heb ik tienduizend Nederlanders bereikt en zeker veertien buitenlanders, haha. Dus ik ontdekte dat de Nederlanders nieuwsgieriger zijn om kennis te maken met Nederland door de ogen van een buitenlander, dan de buitenlanders. Ik geloof dat Nederland een leesland is. Laatst was ik bij Waanders, de grootste boekhandel in Overijssel. De boekhandel zit in een kerk. Ik liep daar en zag hoe een kerk veranderde van één boek, de bijbel van een schrijver, de Heer, die je niet kan interviewen, naar duizend boeken van schrijvers, die je wel kan interviewen of een interview met hem kan lezen. Dat is toch een wonder.”

Semmier is ongetwijfeld je alter-ego, hoewel we natuurlijk te maken hebben met een roman. Hij wil zich thuis voelen, is op zoek naar een huis, naar verbinding, worteling. Anderzijds wil hij vrij zijn, zich losmaken van conventies. Wil je juist dat proces laten zien in je roman?

“Niet dat ik dat per se wil laten zien, maar het hele boek is misschien wel de strijd tussen die twee gevoelens. Niet alleen in het boek, denk ik, maar overal in de wereld. Bij iedereen misschien wel, en niet alleen voor migranten. Thuis zijn en vrij zijn. Hoe meer je ergens thuis bent, hoe minder vrij je bent, dat gevoel heb ik. Op een andere plek waar we niet thuis zijn, ontdekken we de andere personen die we kunnen zijn, of hadden kunnen zijn. Dat is op zich heel mooi, maar dan verlangen we naar een thuisgevoel en zoeken we dat. En als we dat vinden, willen we de vrijheid terug die we verloren zijn. Tenminste, zo werkt het voor mij. Ik vraag me af, kunnen die twee ooit verkregen worden door één mens? Als ik in een ander leven een soort stijl zou moeten kiezen zou ik geboren willen worden als zigeuner of bedoeïen of liever nog, een trekvogel.”

Fotoalbums vormen een rode draad in je roman. Semmier Kariem sleept ze constant mee in een vuilniszak en als hij bij mensen thuiskomt is hij gespitst op foto’s. De hoofdstukken in je roman zijn ook een soort van foto’s van de maatschappij. Wat je vertelt over de zoektocht van Semmier zijn ‘foto’s’ van zijn leven. Wat wil je met die foto’s zeggen?

“Wat ik wil zeggen met die fotoalbums is: ik hou ervan te verdiepen in de geschiedenis van Nederland. Hoe leefden de mensen vijftig of honderd jaar geleden? Een fotoalbum is een flashback. Maar foto’s zijn misschien ook wel het hardste wat we kunnen zien. Horror. Thrillers. Zie je een foto van jezelf veertig jaar geleden, dan vraag je je af waar die persoon toch gebleven is. Waar is het licht in die ogen? We lijken op een klontje suiker in de thee, maar in ons geval smelten we niet meteen, maar langzaam.”

Je houdt de Nederlanders een spiegel voor, ze komen er niet zo goed van af meestal. Je toont ze zaken zien die ze normaliter niet zien, de zelfkant van de maatschappij, je kijkt op een andere manier naar de Nederlandse maatschappij/samenleving. Het mooiste voorbeeld is wel de Elvis-flat, een smeltkroes van nationaliteiten, een plek waar niemand durft te komen. Het heeft iets van een aanklacht. Nederlanders zijn aan de andere kant toch ook hulpvaardig? Ik denk aan de inzamelingsacties die regelmatig plaatsvinden, het elkaar helpen als het echt nodig is. Dat komt niet echt pregnant in je roman terug. Vanwaar die keuze?

“Juist hoor ik vaak van de mensen dat het boek zo positief is over Nederland, terwijl mijn situatie niet zo positief was. Ik vergelijk bijvoorbeeld zelfs een schuur bij de familie Van der Weerden met een museum in Bagdad en laat zien dat het in de schuur netter is. Ik vergelijk de studentenhuizen in Nederland en Irak en laat zien hoe vrij het hier is. Vaak praat ik over de keuzevrijheid in Nederland. En altijd kan Semmier doorgaan door de behulpzame mensen om hem heen, mevrouw Dotinga brengt hem naar het klooster, iemand geeft hem klusjes en zelfs de ‘asociale wijk’ waar de Nederlanders zelf negatief over zijn, tot ze het asociaal noemen, benoemt Semmier als juist heel sociaal. Ik ben het dus niet met je eens dat er in mijn boek de nadruk ligt op alleen de minder fijne kant van Nederland of de Nederlanders. Dat Semmier zich nergens thuis voelt, zegt net zoveel over de mensen en de plekken als over hemzelf. Ik heb juist gekozen om alle soorten mensen te laten zien in het boek, zowel de behulpzame als de vervelende.”

Je schrijft poëzie en romans. Het taalgebruik in je roman is vaak poëtisch. Je metaforen zijn sterk. Heeft dat te maken met je Irakese achtergrond, de taal daar? Twee voorbeelden: “De asielzoekers leken op dieren geboren in een dierentuin: ze beseffen niet dat de tralies geen deel van hen zijn” en “Huizen in Irak zijn als kranten: je leest de koppen terwijl je passeert. Huizen in Nederland lijken op de omslag van de Playboy, je kijkt er nieuwsgierig naar terwijl je passeert en doet tegelijk je best dat niemand ziet dat je kijkt.”

“Ik ben juist opgegroeid met de Europese literaire meesters en die leerden mij metaforen te gebruiken. Dante, Shakespeare, Baudelaire, Mallarmé. Europese dichters zijn meesters in beeldspraak. Ik vergeet nooit een beeld van een dichter, ik weet niet meer welke, die schreef over dat toen de herfst kwam, de bomen hun onderbroeken eronder gooiden.”

De pijn om het verlies van Lidewij, Semmiers geliefde, vergelijk je met de oorlog in Irak. Semmier zegt: “Nu ik daarover nadenk , schrik ik hoe diep de oorlog in mij zit. Dieper dan liefde en geluk. Ik had geen ervaring met liefdesverdriet, maar wel met pijn van oorlog, en op de een of andere manier leken die op elkaar.” Hoe diep zit die oorlog in Rodaan?

“Ik vroeg ooit mijn moeder hoe oud ik was, want we kennen in Irak onze verjaardagen niet. Ze zei: ‘Acht oorlogen.’ Ik vroeg haar in jaren, en haar antwoord was: “Bestaan die dan in Irak?” Man, man, man. Ik ben geboren in een oorlog, opgegroeid in een andere oorlog, afgestudeerd in een andere oorlog en heb stage gelopen als asielzoeker in Nederland door en tijdens een andere oorlog. Dus ja, het kan niet anders dat de oorlog diep in mij zit. Maar laat mij mezelf even bewonderen: hoe mooi dat ik na al die ellende vaak de reactie van mensen krijg dat ze door mijn woorden hebben gelachen tot de tranen over hun wangen liepen.”

Holland is geschreven in korte hoofdstukken in een heldere taal. Ieder hoofdstuk lijkt wel een anekdote uit het leven van Semmier. Het is net of je een dagboek in romanvorm leest. Kun je iets vertellen over je schrijfproces?

“Een bijzondere vraag! Vroeger schreef ik lange hoofdstukken, maar de mensen zeiden over mijn werk: het leest niet lekker. Nu weet ik dat lezers juist graag korte hoofdstukken willen, zodat ze als ze naar de wc gaan of als de tram bijna bij de halte van hun kantoor is, bij het einde van een hoofdstuk kunnen aankomen. Dat heb ik vaak gehoord. Daarom probeer ik hoofdstukken meestal te laten zijn tussen tweeduizend en drieduizend woorden. Ik pas me aan bij het proces van de lezers. Dat is waarom het zo geschreven is.

Ik zal je nog een geheim vertellen van mijn schrijfproces: elk hoofdstuk schrijf ik een paar keer opnieuw. De eerste keer is precies wat er gebeurd is. De tweede keer is het totaal anders, en elke keer wordt het beter. Als het niet beter wordt, gooi ik het weg of ga net zo lang door tot het wel goed is. En ik wil in mijn boeken het liefst geen hoofdpersoon om wie alle andere personages heen draaien. Elk personage moet zijn ruimte hebben.

Ik denk heel veel aan een boek voordat ik ga schrijven, maar het proces van het schrijven zelf is korter. Hoe langer ik denk aan een boek, hoe korter het schrijfproces. Het boek wordt in mijn hoofd geschreven als beelden, ik moet het zien als een film, en pas daarna schrijf ik.”

Je gebruikt veel humor in je verhaal. Het maakt je verhaal wel licht. Een paar voorbeelden: Iemand moest naar de GGD voor een tbc-test. “Twee afkortingen dus. (…) Hij kon de afkortingen niet onthouden. Hij vroeg zelfs een keer: “Waar is de tbc? Dus bevond hij zich aan het eind van die dag ineens bij de KFC. Hij dronk cola en at kip en vergat waar hij naartoe moest.“ En het feit dat Semmier op een gegeven moment een onzichtbare hond heeft en ineens door iedereen aangesproken wordt als hij hem zogenaamd uitlaat. Kun je iets vertellen hoe je met die vervlechting tussen werkelijkheid en humor te werk gaat?

“Ik geloof absoluut in lachen. Er is genoeg ellende in de wereld. Helaas is er in de literatuur heel weinig te lachen. Ik hoop dat ik een keer een boek alleen om te lachen schrijf, ik hoop dat dat gaat lukken. Dan wordt dat mijn allerbeste boek.”

Aan het begin van hoofdstuk 32 schrijf je dat Semmier lang heeft geloofd dat de liefde de oplossing was van zijn problemen. Door de relatie met Lidewij kwam hij erachter dat de liefde juist het probleem is. Is dat ook jouw houding tegenover de liefde? Zo ja, hoe ga je daarmee om, zo nee, wat heeft jou van idee doen veranderen?

“Ik geloof absoluut niet in verliefdheid, maar in de liefde. Hoe mooi is de liefde, zo lelijk is de verliefdheid. Verliefdheid is volgens mij de gevaarlijkste lijm om twee harten aan elkaar te plakken. Soms lukt het een keertje perfect, maar honderden keren niet. En daar komt veel ellende van.”

Semmier zegt ergens in je roman “Ik dacht dat ik de Nederlanders zou leren kennen, maar ik kan achteraf beter zeggen dat ik kennismaakte met mezelf.” En op een andere plek staat: “Degene die ik was, was ver weg. Ik had gehoopt dat hij klaar zou staan om zich weer bij mij te voegen, nu ik uit dat azc weg was. (…) Nooit had ik gedacht dat de persoon die ik was zou verdwijnen.” Geldt dat allemaal ook voor jou? En wie is Rodaan Al Galidi dan in 2020?

“Dat geldt voor Semmier Karim, en het geldt alleen op die pagina en in die zin. De Grieken zeiden: ‘We gaan nooit twee keer naar dezelfde rivier, omdat we steeds veranderen.’ Semmier Karim verandert ook op elke pagina. Rodaan Al Galidi dus ook. Rodaan Al Galidi in 2020 is iemand die de lente van 2021 nu al ruikt. Die al zijn zwembroek gewassen klaar heeft liggen om in het water te springen. Heel optimistisch.

Ik ben goed bevriend met een merel, die in een hulstboom in de tuin zijn nest heeft. Ik geef hem elke dag een paar meelwormen. Ik vul hem nu met wormen, zodat hij in de zomer de wijk vult met zingen. Zo ben ik in 2020. Al gereserveerd voor het concert van die merel, terwijl hij zei dat hij me wel op de gastenlijst zou zetten, maar ik geloof hem niet, want dat doet hij nooit. We moeten blij zijn dat we ademen en dat we miljoenen mogelijkheden hebben in vergelijking met mensen vijftig jaar geleden.”

Het hele proces van immigratie verloopt moeizaam, is complex, biedt geen zekerheden, is voor een groot deel bedoeld om mensen te ontmoedigen. Heb je eraan gedacht er een punt achter te zetten en Nederland te ruilen voor een ander land? Waarom ben je gebleven, wat is de aantrekkingskracht van Nederland, wat heeft je doen beslissen door te zetten?

“Je vraag lijkt een beetje alsof je tegen iemand zegt: ‘Je hebt een beetje spierpijn, is het niet tijd een punt te zetten, een rolstoel te kopen en weg met die benen.’ Sinds ik in het Nederlands schrijf ben ik vaak gevraagd of ik er niet een punt achter wil zetten. Wat ik opvallend vind is dat het lijkt alsof ik als een vreemde schrijver steeds minder kritisch moet zijn. Alsof ik geen recht mag hebben om een spiegel te zijn. Men zegt vaak: “Als je je niet thuis voelt, waarom ben je nog hier?” Ze zien niet mijn lichaam als persoon of ik thuis ben of niet, maar mijn persoon op die pagina. Maar schrijvers moeten zeiken om de wereld te verbeteren. Begrijp mij niet verkeerd. Ik weet dat mensen het vaak vragen, vol zorg. Ik geloof wel dat een schrijver nooit tevreden moet zijn. Hij moet altijd de wond raken. Dan heeft hij een boodschap. Anders is hij een toetje, geen warme maaltijd.”

Van 28 januari tot en met 3 februari zal je samen met de Vlaamse en ex-stadsdichter van Antwerpen Maud Vanhauwaert aantreden in de Poëzieweek. Het thema van de 9de Poëzieweek wordt “SAMEN”. De Poëzieweek wil literaire organisaties, scholen, bibliotheken, boekhandels en media bereiken en een zo breed mogelijk publiek betrekken bij poëzie. Ken je Maud eigenlijk al (goed)? Ligt het in deze tijden al wat vast wat jullie van activiteiten zullen gaan doen, zowel ‘samen’ als misschien apart?

“Ik ken Maud vanaf Zuiderzinnen, een festival in Antwerpen, waar ze al lang geleden presentatrice was. Maar of ik haar goed ken, nee, dat niet. De enige persoon die ik dacht dat ik goed kende was Rodaan, maar dat was een vergissing. Helaas door de corona zijn er niet veel activiteiten in de Poëzieweek. We kunnen niet veel doen, dus de digitale versie van mij gaat een paar dingetjes doen. Onder andere bij Poetry International. Allemaal online, dat wel. Maar als mensen poëziebundels kopen in die week krijgen ze bij deelnemende boekhandels het poëziegeschenk cadeau, dat is wel tastbaar. Dat is uiteindelijk wel beter dan digitaal, denk ik.”

Er komen ook figuren uit je eerste roman terug, zoals Jelena. Je eerste roman speelde zich af in het azc, deze in Holland. Komt er nog een derde roman over de zoektocht van Semmier? Wordt het een trilogie?

“Ik wil graag nog een deel maken, het heet Irak. Dan kan de lezer Semmier Karim volgen in het azc, in Holland en in Irak, maar ik ben nog niet begonnen. De laatste tijd gebeurt het vaak dat ik mezelf ineens bezig vind met totaal iets anders dat de bedoeling was. Misschien om te ontsnappen van de corona en de lockdown. Ik ben nu bezig met een andere roman, en ik ben bij hoofdstuk tien. Ik geniet ontzettend van dit boek, maar omdat het komt zonder gepland te worden, heb ik het gevoel dat dit boek mij schrijft in plaats van andersom. Gaat het het redden tot het einde? Weet ik niet…”

Surf naar rodaanalgalidi.com voor meer informatie over de auteur en zijn werk.

Foto (c) Serge Ligtenberg – Writers Unlimited