Het aarzelend schrijven
Stadslezer André Oyen schrijft in deze column over boeken, auteurs en alles wat hier verband mee houdt.
Georges Simenon werd in Luik geboren op 12 februari in 1903. Op zijn negentiende trok hij naar Parijs om het te maken als schrijver. Aanvankelijk publiceerde hij pulpfictie onder talloze pseudoniemen. Al snel brak Simenon door en werd hij beroemd met zijn beklijvende personage commissaris Maigret, waarmee hij de hedendaagse misdaadliteratuur een nieuwe dimensie gaf. Maar Simenon excelleerde ook in zijn onvergetelijke psychologische romans. Het succes van Simenon is daarom wereldwijd, duurzaam en overrompelend. Van zijn boeken zijn meer dan een half miljard exemplaren verkocht.
Anderhalve week. Dat is de tijd die Georges Simenon naar verluidt nodig had om een volledige roman te schrijven. Hij zou het bed gedeeld hebben met tienduizend vrouwen (ook al waren dit er volgens zijn derde echtgenote ‘slechts’ 1.200) en zou zichzelf hebben opgesloten in een glazen kooi van zes vierkante meter om er in aanwezigheid van zijn lezers een roman te schrijven. Kortom, de verhalen die over Simenon de ronde doen, zijn vaak even mysterieus als de detectiveromans die hij schreef. Het loont dus zeker de moeite om zijn leven en werk eens onder de loep te nemen. Laten we hem, naar Maigrets motto, ‘begrijpen, maar niet beoordelen’.
Met maar liefst 550 miljoen boeken die over de toonbank gingen, is Simenon tot op vandaag de meest gelezen Belgische schrijver. Hij schreef meer dan 400 boeken, zowel onder zijn eigen naam als onder verschillende pseudoniemen, waarvan er 3.500 vertalingen verkocht werden en dat in wel 55 talen. Dat maakt hem de zeventiende meest vertaalde auteur over de hele wereld en de derde meest vertaalde Franstalige schrijver, na Jules Verne en Alexandre Dumas. Simenon had niet alleen onder zijn lezers, maar ook onder zijn collega-schrijvers vele bewonderaars, waaronder André Thérive, Robert Brasillach en Albert Camus. De veel oudere Nobelprijswinnaar André Gide noemde hem zelfs een geniale romanschrijver, de enige die de naam waardig is in de hedendaagse literatuur. Eenvoudiger verwoord door Pierre Assouline: ‘Chez Simenon, tout est bon’.
In 1972 voltooide de Luikse schrijver zijn laatste ‘Maigret’, Maigret et monsieur Charles, een jaar voor zijn officiële aankondiging om in de toekomst geen romans meer te schrijven. Vreemd genoeg schafte hij zes dagen na deze mededeling wel een bandrecorder aan waarmee hij eenentwintig delen memoires begon op te nemen. In de daaropvolgende jaren publiceerde hij meerdere autobiografische werken, waaronder Lettre à ma mère, over de relatie met zijn moeder, en Mémoires intimes, een boek dat hij wijdde aan de zelfdoding van zijn enige dochter Marie-Jo. Na de publicatie van dit werk in 1981, trok Simenon zich definitief terug en acht jaar later stierf hij in zijn huis in Lausanne, op zesentachtigjarige leeftijd.
Volgens de overlevering creëerde Simenon de persoon Maigret in Delfzijl tijdens een van zijn bootreizen in 1929. Volgens een Engelse bibliografie echter, verscheen zijn eerste Maigret in het voorjaar van 1930 (Pietr-le-Letton).
Het is september 1929. De Ostrogoth, de boot van Simenon, moet opnieuw waterdicht worden gemaakt en ligt op de kade van Delfzijl. De werkzaamheden aan het schip veroorzaken te veel lawaai om rustig te kunnen schrijven. Daarom laat Simenon een oude, volgelopen schuit leegpompen en maakt daar zijn kantoor. Twee kisten: één om op te zitten en één voor zijn typemachine. Daar schrijft hij een nieuwe roman: Maigret en de onbekende wreker.
Simenon schrijft uitgebreid in zijn memoires over het ontstaan van Maigret: 'Ik zie mezelf weer terug op een zonnige ochtend in een café. Ik heb een paar glaasjes jenever gedronken en zo, een beetje slaperig, zie ik hoe de massieve, onverstoorbare gestalte van een heer zich begon af te tekenen die volgens mij een aanvaardbare commissaris zou kunnen zijn. Gedurende de rest van de dag voegde ik aan deze figuur een paar voorwerpen toe: een pijp, een bolhoed, een zware jas met een fluwelen kraag. En omdat er in mijn schuit een vochtige koude heerste, gaf ik hem voor zijn werkkamer een oude gietijzeren kachel.' En zo wordt in een café op de kade van Delfzijl de figuur commissaris Maigret geboren. pseudoniem gepubliceerd, besluit hij een literaire carrière uit te bouwen. In een Parijse nachtclub organiseert hij het memorabele bal anthropométrique om er zijn nieuwe politiereeks rond inspecteur-commissaris Maigret te lanceren. Dit evenement bleef niet onopgemerkt. Zowel de literaire wereld van toen als pers en critici stelden zich vragen over de jonge Simenon die als schrijver au sérieux wou genomen worden. Niet zelden werden er opmerkingen gemaakt over zijn te eenvoudige schrijfstijl en de talrijke belgicismen. Dit bleek Simenon echter niet te storen. Benijd door collega's om zijn succes en zijn groeiende financiële status bleef hij maandelijks een roman schrijven.
Op het einde van 1931 werkte Simenon samen met Jean Renoir aan het scenario van La Nuit du Carrefour, die Simenons allereerste verfilming zou worden. De rol van de Parijse commissaris is voor Pierre Renoir, de broer van de cineast. Detail: het was de zevende officiële Maigret die de jonge auteur - slechts 29 jaar, acht jaar jonger dan de cineast - schreef in april 1931 en slechts twee maanden later liet publiceren door zijn eerste grote uitgever, Fayard. La Nuit du Carrefour, in roulatie in Frankrijk op 23 april 1932, wordt door Jean-Luc Goddard in Cahiers du Cinéma omschreven als le seul grand film policier francais, que dis-je, le plus grand film français d'aventure.
In 1932 verschijnt de eerste Nederlandse vertaling van een Simenon Een misdaad in Holland (oorspronkelijke titel Un crime en Hollande, uit het jaar daarvoor), later uitgebracht onder de titel Maigret in Holland.
In juni 1933 staan er achttien Maigret's op papier, maar acht de geestelijke vader het tijd voor een echte roman. Simenon wilde voortaan uitsluitend nog 'literaire' boeken schrijven, alleen nog maar romans dus, 'hard als hout dat blijft'. Maar zulke boeken verkochten veel minder. Hij schreef de populaire Maigrets omdat die veel geld opbrachten, maar 'die andere boeken' zou hij schrijven in de voetsporen van auteurs die hij - toen hij nog heel jong was - had gelezen en bewonderde: Honoré de Balzac, Robert Louis Stevenson, en later ook William Faulkner.
Het schrijven van detectiveromans was al een stapje hoger op de ladder naar 'de literatuur', zei Simenon, 'hoewel ik een grote hekel heb aan dat woord'. Zijn Maigrets waren 'half-literaire romans'; hij beschouwde ze als 'een overstapje naar echte literaire romans'. 'Ik heb 349 romans geschreven', zei hij toen hij nog geen 34 jaar oud was, 'maar dat alles heeft niets te betekenen. Ik ben nog niet begonnen aan het werk dat ik eigenlijk wil doen. . .'
Pas in 1945, na zijn vertrek naar Amerika, wordt de Maigret-reeks voortgezet. Vanaf dat moment staat ook de naam van de speurder zelf in de titel, dit om verwarring met de romans te voorkomen.
We kunnen er niet omheen: Simenon wordt vaak beschouwd als een casanova die zijn leven niet alleen aan boeken, maar ook aan vrouwen wijdde. Tijdens een interview met Federico Fellini schepte hij bijvoorbeeld op dat hij seksuele relaties had gehad met tienduizend vrouwen, waaronder 8.000 prostituees. Deze terloopse opmerking is de schrijver blijven achtervolgen en sindsdien wordt hij vaak gezien als een vrouwenversierder, l’homme aux 10.000 femmes, een reputatie die hem naar eigen zeggen niet stoorde. De schrijver zou inderdaad talrijke maîtresses gehad hebben, waarvan de meest bekende wellicht niemand minder was dan Josephine Baker.
De geruchten over Simenons leven beperken zich echter niet tot roddels over vrouwen. Jarenlang werd er bijvoorbeeld gefluisterd dat hij in 1927 een contract had getekend met de uitgever Eugène Merle om zich gedurende drie dagen en drie nachten op te sluiten in een glazen kooi van zes vierkante meter in Parijs. Hier moest hij onder toekijkend oog van zijn lezers een roman schrijven die in afleveringen zou verschijnen in Merles gloednieuwe krant Paris-Matinal. De pers reageerde sceptisch op deze plannen en vreesde dat deze stunt Simenons geloofwaardigheid als auteur zou ondermijnen. Onnodige bezorgdheid, zo bleek uiteindelijk, want Paris-Matinal ging failliet nog voordat Simenon in zijn glazen kooi kon kruipen. Vreemd genoeg bleven mensen jaren later nog enthousiast vertellen over hoe ze Simenon aan het werk zagen in zijn glazen kooi. Sommige ‘toekijkers’ beweerden zelfs dat ze plotsuggesties hadden gedaan…
Toen Simenon in 1989 stierf in Lausanne, had hij de wereld veroverd. De literaire kracht en het donkere realisme van zijn oeuvre hebben vandaag niets aan kracht ingeboet. Simenon is een van de grootste schrijvers van onze tijd. Niet alleen door de omvang van zijn werk – hij schreef makkelijk enkele tientallen bladzijden per dag en publiceerde tijdens zijn leven honderden titels – maar ook en vooral omdat hij de wispelturige, onbetrouwbare en onvoorspelbare menselijke natuur op onnavolgbare wijze onder woorden heeft gebracht.
Simenon is de meest gelezen auteur in de twintigste eeuw en tot op heden ook de meest verfilmde. Niet minder dan vierenvijftig films, geïnspireerd op Simenons werk, volgden elkaar op. Naast Jean Renoir, Julien Duvivier (La Tête d'un Homme) en Henri Decoin (L'Homme de Londres) zijn er de grote namen van onder meer Pierre Granier-Deferre (Le Chat, La Veuve Couderc), Jean-Pierre Melville (L'Aîné des Ferchaux), Serge Gainsbourg (Equateur), Marcel Carné (La Marie du Port), Henri Verneuil (Le Fruit défendu), Claude Autant-Lara (En cas de Malheur), Bertrand Tavernier (L'Horloger de Saint-Paul), Patrice Leconte (Monsieur Hire), Georges Lautner (L'Inconnu dans la Maison) en Claude Chabrol (Betty, Les Fantômes du Chapelier).
Naar aanleiding van zijn honderdste verjaardag maakte de Brusselse Alain Berliner (Ma Vie en Rose, Le Mur, Passion of Mind) La Maison du Canal, waarvoor hij het script schreef in samenwerking met Dominique Garnier. De setting van Simenons roman uit 1933 verplaatste de cineast naar 1953. Het verhaal over twee broers die beiden verliefd worden op hun nicht werd reeds in 1987 bewerkt tot een Duitse tv-film met Mathilde May als de jonge Edmée, de heldin van de film. Berliner deed beroep op Isild Le Besco (bekend van Sade en Roberto Succo) als Edmée. Weerwerk krijgt ze van Gert Portael (Shades), Nicolas Buysse, Circé Lethem en Jean-Pierre Cassel. De productie is in handen van Artemis (Une Liaison Pornographique) en de wondermooie fotografie is van Walther Vanden Ende. La Maison du Canal is een geslaagd werkstuk dat werd uitgezonden op 13 februari '03 op de RTBF-zender, in het kader van de Soirée Simenon.
In 2003 werd uitgebreid gevierd dat Simenon 100 jaar eerder in Luik werd geboren. Ter gelegenheid daarvan kwamen de eerste twaalf nieuwe Nederlandse vertalingen op de markt, en er verschenen diverse publicaties over Simenon.
Le Chat is één van mijn favoriete romans van schrijver Georges Simenon , gepubliceerd in 1967 .
De roman werd verfilmd door Pierre Granier-Deferre onder de titel Le Chat in een film die in 1971 in Frankrijk werd uitgebracht , met in de hoofdrol Jean Gabin en Simone Signoret , en voor het eerst in het theater in 2016 in het Théâtre de l'Atelier. met Myriam Boyer en Jean Benguigui in de hoofdrollen.
De roman is geschreven, wat vaak het geval is bij Simenon, in een korte periode van twee weken tussen september en september Oktober 1966 . Hij werd in 1967 in Frankrijk uitgegeven door dePresses de la Cité, nadat Simenon al meer dan 200 boeken had gepubliceerd. Het werk bevat elementen van een psychologische roman en eendonkere komedie. Dit verhaal zou worden geïnspireerd door de moeilijke communicatie tussen de auteur en zijn moeder
Een gepensioneerd echtpaar, de Bouins, woonde in de jaren zeventig in de Parijse buitenwijken (in Courbevoie ), in volle beroering als gevolg van de moderne stedenbouwkundige werkzaamheden van die tijd. Julien Bouin is een voormalig typograaf ; zijn vrouw, Clémence Bouin, is een voormalige circustrapeze-artiest wiens carrière te vroeg eindigde door een val tijdens een optreden. Ze hebben nooit kinderen gehad.
Na vijfentwintig jaar huwelijk vallen de gevoelens van het paar in de loop van de tijd uiteen, waarbij de twee nu achter gesloten deuren in hun lodge in een buitenwijk woonden , met als enige vorm van communicatie af en toe notities op stukjes papier. In deze beklemmende sfeer van samenwonen, nu meer geforceerd dan gewenst, wil geen van beiden het huis verlaten dat binnenkort zal worden verwoest om plaats te maken voor grote woonwijken in aanbouw in de buurt.
Wanneer Julien een zwerfkat opneemt waaraan hij al zijn genegenheid wijdt, bereikt Clémence's jaloezie een kramp en wordt hij haat. Het is nu een stille, bittere en meedogenloze oorlog die rond deze kat wordt gespeeld.
Met een volmaakte kunst van psychologische details bouwt Le Chat van Georges Simenon het verhaal op van een stel dat verscheurd wordt door wrok en het dagelijkse leven. Elk cultiveert zijn kleine bitterheid en beschuldigt de ander van al het kwaad. Het moment komt dat Marguerite de steun zoekt van een buurman om Émile te kleineren wanneer die een beetje ruimte gaat zoeken bij een voormalige minnares. De twee beseffen dan dat ze elkaar missen: ze kunnen niet leven zonder elkaar te haten.
Ze zijn lachwekkend deze twee kleine oude mensen die een stel apart zijn, belachelijk om elkaar op straat te volgen, elkaar te observeren en te vervloeken zonder een woord te zeggen. Maar ze zijn ook eng, zo eng! Ze brengen de weinige tijd die ze nog op aarde hebben door met elkaar te haten, wraak te nemen voor illusoire beledigingen, elkaar te beledigen om de leegte van de dagen te vullen.
Georges Simenons Le Chat portretteert de hel van dit "oude, vervaagde stel ". Door middel van een reeks flashbacks werpt de schrijver licht op de opeenvolging van kleine dingen die leiden tot de grote nachtmerrie van onoverdraagbaarheid. De angst voor vergiftiging stond al centraal in L'Escalier de fer (1953), evenals de bezorgdheid over vrouwen. Dit is het standpunt van Émile dat door de lezer wordt gedeeld, dat van de bedreigde en machteloze man (in elke betekenis van het woord) tegenover de sterke vrouw, superieur in zijn ogen, zeker van zichzelf. Of misschien paranoïde, want uiteindelijk zullen we niet weten of Joseph stierf aan vergiftiging ...
Op straat zag hij wel eens een oudere man of vrouw lopen, vertelde Georges Simenon in 1968 aan een journalist, van wie hij zeker wist dat ze ‘gedoemd’ waren. Aan alles, hoe ze liepen, hoe ze keken, aan hoe ze hun handen bewogen, zag je dat ze ieder moment door iets fataals getroffen konden worden. Altijd als hij zulke mensen tegenkwam vroeg Simenon zich af hoe deze veroordeelden naar hem zouden kijken, de onbekende figuur die hen op straat observeerde. Het gaf hem, vertelde hij, het idee voor Les anneaux de Bicêtre (in het Nederlands, onwelluidend, Het gebeier van Bicêtre), verschenen in 1963. Die roman gaat over een gevierd Parijse krantenuitgever die na een copieuze maaltijd met oude vrienden in het toilet van het restaurant een beroerte krijgt en half-verlamd en zonder spraakvermogen wakker wordt in een ziekenhuisbed. In die alledaagse observatie op straat zit veel van de schrijver Simenon – misschien wel alles. Hij is de observator die schijnbaar moeiteloos binnendringt in het leven van onbekenden, die meteen tot personage worden. En de levens van de personages van Simenon staan meestal op het punt, zonder dat ze dat door hebben, in een vrije val te raken. Meestal wordt die veroorzaakt door een onverwachte gebeurtenis van buitenaf, vaak een moord, zoals in veel van de romans over de Parijse inspecteur Maigret, maar net zo goed kan er iets of iemand opduiken uit een diep weggestopt verleden, waardoor een zorgvuldig bewaakte sociale orde omver gegooid wordt. In andere romans zijn het juist de hoofdpersonen zelf die proberen te ontsnappen aan een beklemmend of betekenisloos leven, vrijwel altijd met funeste gevolgen – ze belanden in een spiraal van vervreemding, waanzin en geweld, zoals in de geweldige vroege roman Les fiançailles de M. Hire (1933).
Het verlangen naar vrijheid leidt altijd tot nieuwe gevangenschap – of de dood. Telkens worden Simenons mannen en vrouwen hardhandig door hun schepper afgepeld en totdat slechts overblijft wat hijzelf steeds ‘l’homme tout nu’ noemde, de volledig naakte mens, ontdaan van alles wat hem sociaal bescherming biedt, en hard geconfronteerd wordt met zijn lot – volgens Simenon was dat wat de roman het beste kon. Hij voelde zich daarin verwant, zei hij, met Kafka. Op het eerste gezicht doet die vergelijking vreemd aan, Simenon munt uit in door en door realistische beschrijvingen van gewone mensen in een herkenbaar decor, maar de blijvende kracht van zijn werk zit in zijn nietsontziende diepteboringen, ver voorbij de sociale wereld waarin zijn mannen en vrouwen zich bewegen – een Parijs’ appartement, een hotel, een donker dorpscafé of verlaten boerderij – waardoor hij ze terugbrengt tot elementaire wezens, angstig, defensief, weerbarstig of hopeloos zwak, gewelddadig of juist schrijnend weerloos.
Simenon worstelt met de vraag hoe hij als mens en als schrijver nog authentiek kan blijven, met zijn onbevattelijke roem en rijkdom. Zijn reputatie houdt hem in zijn eigen tijd gevangen.
Bron: Pierre ASSOULINE, Simenon: een biografie. Uitgeverij De Prom, Baarn, 1992. ISBN 90 6801 339 4 Oorspronkelijke uitgave Juliard, 1992. Vertaald door Théo Buckinx