Doelgericht dwalen in de nieuwe bundel van Esohe Weyden
Door Tony Vanderheyden
“Ik zal een gedichtje lezen” antwoord ik als Esohe Weyden, onze recente Antwerpse stadsdichter, me laat weten dat ze een kwartiertje later zal arriveren. Maar een gedichtje lezen is niet wat je doet als je (in) haar poëziebundel ‘Richtingloos navigeren’ leest. Er is in dit boek een rode draad, een verhaal, zij zal het later een parcours noemen, dat uitnodigt om het mooi van begin tot einde te lezen, al kan je er evengoed willekeurig stukken uit lezen. Alle hoofdstukken, gedichten dus, staan ook op zich en zijn ook afzonderlijk boeiend.
Je hebt veel in handen als je deze bundel in handen hebt. Je hebt inhoud: het zoeken naar betekenis, de liefde binnenlaten in je leven, vragend genieten en reflecterend handelen. Kwetsbaarheid is een kracht, een innerlijke reis als je je beweegt in de wereld en als je even stilstaat bij wat je ervaart. Ze steekt slingerbewegingen van emotie en ratio in een taal die mild gekruid is. Het smaakt en is in een originele poëtische vorm gegoten: een fijnezinnenproeversmenu. Ik wou daar nog bijzeggen: met mooie woorden, die staan er zeker, maar het is vooral de combinatie van haar woorden die het mooi maakt. Zo lees ik: “Elk woord dat mijn lichaam verlaat draagt bij aan de ontplooiing van een nieuwe ik”, en dat geldt dus ook voor elk woord dat de lezer leest.
Dat belet me niet wat lastige en moeilijke vragen te stellen aan deze dichter en master in de rechten.
“Richtingloos navigeren”: ik vind het een boeiende titel. Is het richtingloos navigeren wat we vaak doen? Een soort van richtingloze koers uitzetten, maar eigenlijk onze bestemmingen niet bereiken, de zinvolheid zelfs niet goed kennen of is de reis belangrijker dan de bestemming? Dat is de eerste vraag. Dat is de gemakkelijkste vraag.
Goeie vraag eigenlijk. Ik denk dat dat een beetje de rode draad door de volledige bundel is. De bundel bestaat uit een heel parcours. Soms denk je dat je heel goed weet waar je naartoe gaat, maar dat is niet altijd zo, soms moet je de koers weer veranderen. Het is eigenlijk, ja, het is een parcours, maar het heeft op het einde nog een opening dat het een cyclus zou kunnen zijn. Alsof het iets oneindigs is en dat blijft gaan.
Het eerste hoofdstuk waarin we beginnen, dat komt op het einde terug. Elk hoofdstuk heeft tien gedichten. Maar in het begin beginnen we met zeven gedichten. En eindigen we met drie. Dus de cyclus is eigenlijk daar pas ofwel afgerond, ofwel terug begonnen. Dat laat ik eigenlijk een beetje open aan de lezer, voor de ene is een glas halfvol, voor een andere halfleeg.
Wat ik een beetje vreemd vond, of eerder verrassend, dat je indeling hoofdstukken lijken, niet wat je in eerste instantie verwacht bij poëzie.
Het zijn echt hoofdstukken. Het is een heel ander concept. Tussentaal (haar vorige bundel nvdr) was een iets klassiekere bundel, waar verschillende gedichten gebundeld zijn en waarbij je als lezer in principe vrij bent, zoals bij vele bundels, om gewoon het boek open te klappen waar je wil. Omdat elk gedicht gaat over iets anders, eventueel wel binnen een bepaald thema.
Met deze bundel wilde ik dat bewust loslaten en veel meer binnen een vast kader werken. Dus ik heb echt een heel duidelijk parcours of verhaal eerst neergelegd en daarbinnen eigenlijk allemaal teksten geschreven zoals ze voor mij juist aanvoelden. De eerste keer dat je ’t leest begin je in principe op pagina 1 en eindig je op de laatste pagina, zodat je het parcours volgt om mee te zijn. Maar ja, ik ga natuurlijk niemand opleggen wat hij moet doen (lacht).

Ik denk dat het een en-en is, want ik heb het natuurlijk ook eerst van begin gelezen tot het einde. En daarna heb ik een paar keer een los stukje gelezen en die stonden en bleven mooi overeind. Waar je ook mooi een evenwicht in vond is tussen expliciet zijn en ruimte laten voor invulling door de lezer. Een moeilijk evenwicht?
Ik probeer wel die balans te zoeken. Vroeger heb ik op heel jonge leeftijd veel poëzie gelezen waarbij de kunst er bijna in zat om iets zeer moeilijk, met een bijna archaïsch taalgebruik, te brengen. Wat ik probeer te doen is met hedendaagse taal iets te brengen en daarbij voldoende ruimte laten voor eigen invulling of interpretatie. Niet elk gedicht supervaag dus. Een goed evenwicht ook tussen heel concreet en minder concreet dat zich afwisselt doorheen heel het leesparcours.
Wat ook opviel en tegelijkertijd origineel is, is de indeling van de hoofdtukken die een beetje doet denken aan de indeling van een wettekst: Hoofdstuk - Gewicht - onderdeel: Dilemma I.29 dan II.30... misschien is die indruk er ook door het gebruik van de Romeinse cijfers. En: af en toe een begrip uit de juridische wereld door, zoals billijkheidsgrond. Niet zo toevallig waarschijnlijk want je bent ook jurist.
Ja, misschien is het een beetje beroepsmisvorming, of het brein van de jurist dat doorsijpelt in de poëzie. Ik vind dat zeker wel een compliment. Want wat je schrijft, je pennenvruchten zijn altijd het gevolg van wie je bent en de verschillende identiteiten die je met je meedraagt. Dus hier en daar past er ook wel eens een juridisch woord in zo'n gedicht.
Zoals billijkheidsgrond. Daarbij maakte ik mij de bedenking dat sommige begrippen soms wel lijken om puur in de juridische wereld te horen, maar eigenlijk is de juridische wereld uiteraard ook het leven. Waar het gaat over goed en kwaad, wat kan en niet kan. Daarom zijn die woorden zeker niet puur voorbehouden voor het juridische. Dus is het wel fijn dat billijkheid hier een plaats krijgt. Zijn we billijk?
Leven we billijk? Ik denk dat dat ook een individuele afweging is. Dat iedereen bij elke handeling dat zelf moet afwegen. In het gedicht heb ik dat begrip ook heel bewust gebruikt. Het is ook de titel van het gedicht geworden. Het is een moeilijke afweging. Wat voor de ene misschien billijk is, is voor de andere misschien niet zo. Dus dat is ook heel persoonlijk.
Is dat individueel? Moeten we dat eigenlijk niet meer volgens bepaalde gedragsregels gezamenlijk bepalen, sturen? Want als jij iets billijk vindt, maar ik vind het helemaal niet door de beugel kunnen...
Dat is de essentie van billijkheid. Dat gaat over het diepmenselijke, het gaat soms over een beetje het buikgevoel, en het gaat er altijd over om alle omstandigheden in aanmerking te nemen. Ik denk daarbij dat je nooit een gedragsregel kan stellen voor alle potentiële omstandigheden of combinaties die mogelijk zijn.
Het verschil tussen rechtspraak en wetgeving, ja. In welke mate is dat meer en meer in jou gaan zitten, naarmate dat je langer in die juridische omgeving werkt?
Ik denk dat ik altijd wel sowieso een rechtvaardigheidsgevoel heb gehad, zoals veel mensen denk ik. Maar ja, het is wel zo, als je vijf jaar een studie doet en daarna werkt als jurist, je wellicht ook denkt als een jurist. Er is een bepaalde manier waarop wij eigenlijk opgeleid zijn om te denken. En ja, dat verandert eigenlijk hoe je naar de wereld kijkt. Dat verandert ook hoe je met je eigen dagelijkse leven omgaat. Als er een probleem is, dan ben je meteen heel oplossingsgericht aan het denken. Je gaat een probleem analyseren.
Hoe kan ik mijn probleem oplossen? Andere structuren aanbrengen. Ook nu, aan een universiteit is dat belangrijk. Als ik artikels schrijf of teksten schrijf, dat ik daar ook een hele duidelijke structuur in aanhoud. Een juridische denkstructuur die consequent is op zo'n doortrekking. Ik vind het wel fijn om dat nu in deze bundel ook te doen, om mij echt aan een strikte structuur te houden. Uiteraard aan een zelf opgelegde structuur en daarbinnen eigenlijk gewoon de puzzelstukjes te laten passen. Puzzelen en zoeken naar de juiste vorm.
En dat evolueert tijdens zo'n schrijfproces mee. Je kan nooit helemaal aan het begin van een schrijfproces een inhoudstafel vastleggen en zeggen en nu schrijf ik daarbinnen. De inhoudstafel gaat zelf ook een beetje mee evolueren, want je gaat onderweg voelen wat mist, wat moet veranderen. Ik vind het heel leuk knip- en plakwerk.
Met je teksten nodig je ook uit om meer te begrijpen. Je lijkt soms te zeggen dat elk gedrag, alles wat er gebeurt, alles wat we voelen heeft een geschiedenis, heeft een context, heeft bepalende omstandigheden die geleid hebben tot wat we doen en wie we zijn en wat je bewust of onbewust mee naar je toekomst neemt.
De bundel zelf is echt een heel parcours van verschillende dingen die gebeuren eigenlijk. En die een mens maken tot wie die is. En dat gaat van toelaten om lief te hebben, tot twijfelen, tot moeilijke momenten, tot afstoten, tot weer naar jezelf keren, tot je familie weer vinden, tot jezelf weer vinden. Dat zijn allemaal zo'n eigen ervaringen die ik heb geprobeerd om net in die poëzie te omschrijven, daar de woorden voor te vinden.
Ik denk dat wat aan ons kleeft gewoon alles is wat we hebben meegemaakt. Wat we met ons meedragen, dag per dag, wat we voelen, wat we horen, wat we zeggen. En dat maakt het zo complex. En dat bepaalt ook je liefde, de liefde in al zijn zo breed mogelijke betekenissen. Dus niet beperkt tot enkel de romantische liefde. Ik denk dat heel veel gedichten veel breder gelezen kunnen worden dan enkel die romantische liefde. Dat maakt van liefde ook meer dan rozengeur en maneschijn.
Een complex parcours, met ontdekkingen over jezelf. In het schrijven van de bundel was dat ook wel een beetje voor mij zo. Ontplooien van mezelf, terug in je schelp kruipen en dan er terug weer uit gaan. Soms verbaasd zijn van jezelf. In de positieve of in de negatieve zin. Ja, een hobbelig parcours.
Fijn dat je dat zo toelicht. Je doet ook een appel op dingen koesteren, dingen tijd geven. Welke emotie overheerst er vandaag? Is er te veel angst?
Dat is een hele goeie vraag. Ik ben de eenvoudige dichter die ik ben. En durf daar eigenlijk niet op te antwoorden. Ik kan alleen graven in mezelf en in de omgeving rondom mij. Ik denk dat er heel veel angst is, in mijn omgeving alleszins. Maar ook heel veel veerkracht en ook heel vaak een positieve ingesteldheid. Ik denk ook dat het een combinatie is van heel veel samen. Maar ik zou geen uitspraak durven doen naar de bredere maatschappij.
Wat mij erg opviel natuurlijk, zijn een categorie woorden in je bundel. Mijn vel, metamorfoses, een jurk, een cocon, de ruwe huid, het antwoord bevindt zich aan de buitenkant, de verpakking is gekreukeld, binnendringen, veilige huiden, hongerige huid, het einde onder mijn navel, omsluit naadloos mijn lichaam, een dun laagje zweet schittert op mijn huid, kruipt onder mijn huid, kuiltjes op mijn onderrug, mijn schild... Huid is wel heel erg aanwezig. Kwetsbaarheid?
Ja, lichamelijkheid voornamelijk eigenlijk. Ik ben altijd schuw geweest in mijn eerste bundel. Ik was ook veel jonger. De bundel was af toen ik 22 was, vier jaar geleden dus, en de gedichten daarin zijn een weerspiegeling van toen ik, laten we zeggen, 17 tot 21 a 22 was. Dus dat is een heel andere levensfase. De verwoording van een jongheid, wat preutser naar het lichaam of naar lichamelijkheid. Het niet zo durven benoemen want mijn ouders, mijn grootouders, mijn leerkrachten gaan dat lezen. Ik had precies een beetje voor mezelf een soort van taboe gecreëerd naar lichamelijkheid als superbelangrijk onderdeel van ons mens zijn. Want we dragen elke dag ons lichaam met ons mee. Ons lichaam, daar huizen we in.

Lichaam is wat vaag, je hebt het erg nadrukkelijk over de huid/je vel.
Tuurlijk, want dat is wat we dragen. En dat vertelt ook heel erg veel. Als we ineens heel hard beginnen te zweten bijvoorbeeld, dan voelen we dat op onze huid. Maar dat betekent eigenlijk ook iets. Dat is het gevolg van iets wat binnenin, of in ons hoofd, of in ons hart gebeurt. Dus ik vond het wel belangrijk om daar niet schuw van te zijn en om dat dan nu wel in de bundel te verwerken. Vooral omdat dat zo'n belangrijk onderdeel is. We raken mensen graag aan, een andere huid.
Aanraken kan als iets heel intiem ervaren worden. Het zit ook veel in onze taal. Iets dat onder je vel gaat kruipen... En het heeft ook juridisch gewicht – de aanraking als ongewenste intimiteit.
Daarom ook dat ik het op verschillende manieren, positief en negatief, wou verwerken doorheen de verschillende hoofdstukken. Die aanraking of een kus, dat is allemaal heel gevoelige materie. Boeiend om dat met dat “vel” te bekijken. En hoe we daar dan eigenlijk mee omgaan.
Soms zitten er in je bundel ook laagjes zachte kritiek in, bijvoorbeeld over dat scherm in onze handen, de smartphone die je niet benoemt. Is het een vorm van kritiek?
Een beetje wel misschien. Het is alleszins iets in vraag stellen. De smartphone, of alles dat een soort van gevoel creëert geconnecteerd te zijn. Of dat wel een echte connectie is. Alleszins, ik kan wel in mijn omgeving rondkijken en merken dat er heel veel mensen zijn die daar onverschillig mee omgaan. Die heel snel op een dating-app een account aanmaken, eigenlijk een hele vluchtige connectie vinden die dan twee weken duurt of zo. We zijn inderdaad meer geconnecteerd dan ooit. Je kan vandaag, nu, gewoon een connectie leggen met iemand in Mexico. Maar ik vraag mij af of dat emotioneel dan ook zo is. Zeker als je kijkt wat er gezegd wordt op sociale media, wat er gecomment wordt onder elkaar. Die echte verbinding, het intieme, ik weet niet of dat hand in hand gaat met die extreme geconnecteerdheid. Het is alleszins een vraag die ik stel. Je mag het kritiek noemen, ik stel mezelf daar vragen bij. Ik vond het een heel belangrijk element om ook in de bundel te verwerken. Omdat hoe wij liefde, in de brede zin van het woord, ervaren vandaag, hoe dat bij deze generatie verloopt, anders is dan de generatie van mijn grootouders.
Mijn grootouders konden niet via Tinder met iemand 60 kilometer verder connectie maken of met een goedkope Ryanair vluchten elkaar eens treffen waar dan ook. Dat is een heel andere context van elkaar leren kennen, elkaar ontmoeten. Ook de conflicten die vandaag in relaties of in een datingfase plaatsvinden, zijn andere conflicten dan die van mijn grootouders. Bijvoorbeeld, iemand die niet snel genoeg antwoordt op een bericht, is typisch iets waar men het in mijn omgeving moeilijk mee heeft en wordt ervaren als niet aangenaam in een datingfase of in een romantische relatie. Als ik mijn grootouders hoor, ik heb heel veel met hen gebabbeld over deze bundel, dan was dat geen kwestie: je reageert niet snel genoeg. Of hoe we omgaan met onze taal. Iemand die een bericht schrijft en op het einde van dat bericht een punt zet, iemand die volzinnen schrijft of een bepaalde emoji gebruikt. Afhankelijk van in welke generatie je zit en van welke generatie naar welke generatie het bericht wordt gestuurd, wordt dat helemaal anders geïnterpreteerd. Voor de ene is een bepaalde emoji heel schofferend. Voor de andere is dat een heel neutrale of toffe emoji. Dus daar zitten zeer veel lagen in vandaag.
Wat ik ook een mooi begrip vind en wat je ook vermeldt in je bundel is inderdaad die synchroniciteit. Het gelijktijdige terwijl het geduldige, het wachten op een brief, de tijd en rust om iets te laten bezinken, het asynchrone dus ook zoveel moois inhoudt. Je benadert dat met een taal die mild gekruid is. Is taal en schrijven voor jou een middel om emoties te laten rusten?
Ja, ook dat is voor iedereen heel individueel. Ik kan me inbeelden dat bepaalde mensen veel beter emoties tot zich kunnen laten komen en dan een plekje kunnen geven door middel van bijvoorbeeld muziek. Dat dat een bepaalde snaar in je raakt, waarbij je echt een bepaalde emotie gaat oproepen en dan misschien op die manier zelf weer een plek kan geven en verwerken. Voor andere mensen, voor mij bijvoorbeeld, ik ben heel taalgevoelig, dus voor mij is de juiste woorden vinden en de juiste combinatie van woorden bij elkaar rijgen, wel hetgeen dat het mogelijk maakt een bepaalde emotie beter te begrijpen. En beter begrijpen staat voor mij vaak gelijk aan iets laten rusten. Of iets helemaal verwerken.
Als ik kijk naar de verschillende versies die ik van elk gedicht heb, dat zijn er eigenlijk heel erg veel. Ik denk dat ik van elk gedicht tien of elf eerdere versies had. Waarbij het laatste gedicht vaak niet meer lijkt op de eerste versie.
Wat verandert dan? Vooral de woorden?
De vorm, de woorden. Ik probeer eigenlijk in het begin alles neer te pennen: wat ik voel, waar ik aan denk, bijna associatief. En zo in een soort stream of consciousness te schrijven. Dus ja, die eerste vorm, dat is eigenlijk meer een kladversie om vast te houden, of vast te pinnen aan bepaalde beelden, aan bepaalde woorden die interessant zijn, om daarna in een eerste versie van een gedicht te kunnen gebruiken. Dat is alleszins hoe ik te werk ga. Maar die eerste fase van dat gewoon blijven schrijven, zonder te hard te denken aan vorm, aan metrum, aan ritme, aan wat dan ook, dat werkt eigenlijk al super therapeutisch voor mij, omdat dat mij toelaat om bepaalde woorden vast te grijpen, te koppelen aan een situatie, aan een gevoel wat ik voorheen misschien nog nooit aan elkaar gekoppeld heb. En dat is echt een verrijking, als ik dan een gevoel heb of ik wil een bepaald gevoel omschrijven, en ik heb er twintig woorden voor gevonden die dit vatten. Dat alleen al vind ik echt een eureka moment. Een wauw, dat klopt!
Maar dan moet het ook ritmisch goed zitten en de melodie kloppen. Dan komt natuurlijk mijn spoken-word ervaring van pas, om het, als ik ga voordragen, nog altijd te laten kloppen. Ook zonder eindrijm, die gebruik ik niet in mijn gedichten. Veel meer dan in mijn vorige bundel Tussentaal stond nu de inhoud en de woorden voorop en het ritme op de tweede plaats.
Dat is een andere denkoefening dan. Jeugdigheid is op verschillende manieren te interpreteren, dat kan ook zijn meer frisheid, onbezoedeld. ‘Richtingloos navigeren’ zit helemaal in het nu, maar heeft zeker ook tijdloosheid in zich.
Er gebeurt heel veel in ons leven en ik kan mij inbeelden dat wanneer ik 36 ben en we hier misschien terug zitten, dat ik hetzelfde zal denken over Richtingloos navigeren. Ik denk dat dat het mooie is aan schrijven dat je van zo'n verschillende fases van je leven een momentopname neerpent, van wie je op dat moment bent en hoe je denkt, maar met de maturiteit die erbij komt, denk ik, dat dat toch ook je schrijven en je denken mee evolueert en verandert.
Ik ben nog altijd heel blij met de gedichten die ik heb geschreven in Tussentaal. En ik merk dat ook als ik ze voordraag op het podium, dat die altijd heel goed worden onthaald. Dat is wel fijn. Dus dat wil wel zeggen dat een gedicht ook de tand des tijds wel vaak kan doorstaan. Maar ja, ik merk dat omdat ik heel hard veranderd ben als persoon. Ik wilde met deze bundel iets anders doen. Deze bundel is ontstaan vanuit een bepaalde emotie. Vanuit een bepaald gevoel, van dit wil ik vertellen. En dan zijn die gedichten daarin gedraaid.
Ja, je hebt de emotie maar er is de taal ook nog. je kunt de bundel ook gewoon lezen omwille van de taal. Er troost of inspiratie in vinden of zelfs wat getriggerd worden tot enig activisme.
Zeker, en dat is altijd, al sinds ik kleuter was en mijn eerste gedichtjes neerpende in mijn K3 boekje, tot nu altijd de beweegreden geweest. De juiste woorden vinden, die passen bij een moment. En voor mij, als dat dan klopt, op alle vlakken, de taal is juist, het gevoel is juist, de klank klopt, de vorm klopt, daar haal ik al mijn hele leven lang het grootste plezier uit. En ik heb zeker nooit de insteek gehad van hoe kan ik tegen de schenen van de maatschappij schoppen of wat dan ook. Dus het is zeker niet zo.
Deze bundel is echt gecreëerd vooral vanuit mijn persoonlijke ervaring, vanuit wat hartzeer, vanuit een langere relatie. Ik wou daar wel de ervaringen van anderen, rondom mij, in betrekken, zodat de bundel niet zo louter over mij gaat. En ook omdat al mijn vrienden, al mijn dichte vriendinnen zich allemaal een beetje in een gelijkaardige fases bevonden. Met lange relaties, of met heel intense vriendschapsbanden, die eigenlijk uit elkaar gedreven werden en dan toch elkaar terugvinden. Een verscheidenheid aan emoties die ik wilde vastleggen.
In de vormgeving vind je de witte pagina’s steeds vanuit het ik-perspectief. Het is altijd vertrekkend vanuit het ik. De grijze pagina’s zijn altijd beschouwend. Heel de bundel door, die twee perspectieven. Grijs of wit, om de pure anekdotiek een beetje te overstijgen. Het is ook gebaseerd op de belevingen en ervaringen van veel en lang tafelen. Heel veel, wekelijks, tafelen met vriendinnen, op restaurant bijvoorbeeld of thuis. Wij beginnen om 18u en stoppen soms pas om om 1 uur s’ nachts met babbelen. Dus dat is echt intensief. En het concept van een gesprek zit eigenlijk voor mij ook in die vorm van de bundel. Dat je precies een dialoog hebt tussen twee stemmen. Maar ook dat is weer aan de lezer om dat zo te zien, of net niet zo te zien, te ontdekken of niet te ontdekken.
Ik lees vaak en graag activistische poëzie maar het is niet mijn stijl, en ook niet in deze bundel. Als ik echter mensen kan inspireren om ook eens anders naar een situatie te kijken dan is dat ook mooi natuurlijk, maar ik heb totaal geen doelstelling voor ogen wat mensen zouden moeten doen.
Ik hoop dat als ik tachtig ben, dat ik kan terugblikken op een aantal boeken die ik heb geschreven. En ik hoop en verwacht dat daar ook wel een evolutie in zal zitten. Dat je echt die verschillende fases van mezelf ziet, dat die weerspiegeld zijn. Dat vind ik ook het fijne aan auteurs lezen die al iets ouder zijn en die al heel hun leven schrijven. Eigenlijk is dat een hele mooie manier om in hun hoofd op dat moment van hun leven te kruipen. Het kost maar een goeie 20 euro om een beetje in iemands hoofd te kruipen.
Bedankt Esohe – ik raad iedereen aan even in uw taal en hoofd te kruipen, het gaat er druk worden ;-)
Boekpresentatie Richtingloos navigeren
Donderdag 6 maart, De Studio, 20u
Info en tickets: Esohe Weyden | De Studio

