30/9 Dag van de Vertalers - Nathalie Tabury van de Vertalersvakschool aan het woord
door Tony Vanderheyden
De Vulgaat. Zo wordt de “volkse vertaling” van de Bijbel door Hiëronymus ook wel genoemd. Hij deed 24 jaar over de vertaling. De Internationale Federatie van Vertalers (FIT) koos 30 september, zijn heilige dag, als de Dag van de Vertaler. Een dag waarop we alle professionele vertalers waarderen, tenslotte is ’t dankzij hen dat we internationale literatuur tot ons krijgen. Dat moeten we eren en waarderen want het lezen van internationale literatuur zorgt voor meer begrip en empathie tussen culturen.
En er is meer, zo blijkt uit een gesprek met Nathalie Tabury, die sinds 2017 de dagelijkse leiding van de Vertalersvakschool op zich neemt.
Ik las, op jullie website: vertalen is de meest intieme manier waarop je met een tekst kan omgaan.
Dat denk ik wel ja. Ik zei het onlangs nog: voor ik een vertaling echt inlever, definitief, dan heb ik dat boek zo’n twaalf keer gelezen. In groot detail. Bij elk woord heb ik stilgestaan. Bij elke versie, met het origineel ernaast. Ik merk dat als ik een boek lees als lezer, gewoon, dat ik het op een andere manier ervaar. Pas als ik aan de slag ga met de tekst, dan besef ik pas hoe die echt in elkaar zit. Ik vertaal vanuit het Frans én vanuit het Engels. Ik heb altijd Frans gehoord thuis. Dus dat zat er al in. En ik heb vier jaar, vijf jaar in Engeland gewoond.

In de Vertalersvakschool leer je van vooraanstaande vertalers uit Nederland en België hoe je een literaire werk kunt doorgronden, welke basistechnieken je kunt toepassen en hoe je omgaat met verschillende genres, zo staat het ook op jullie website. Hoe anders is dat dan de andere, hogeschool of universitaire vertaalopleidingen?
Er zijn andere instituten die literair vertalen aanbieden, zo heeft KU Leuven bijvoorbeeld de master literair vertalen. Die opleiding bestaat uit een grote academische component en vertaalworkshops. Onze docenten zijn echt de ervaren vakmensen die zeer actief in het veld staan, waarmee ik niet wil zeggen dat de hoogleraars en docenten aan de KU Leuven geen vakmensen zijn. Die doorgedreven praktijkgerichtheid is eigenlijk het grootste verschil. Onze docenten leren niet alleen de kneepjes van het vak aan, ze tonen nog meer de problemen, de uitdagingen waar je mee geconfronteerd wordt, en dit vanuit hun praktijk. Je komt dus heel nauw in contact met diverse vertalers, elk met hun eigen vertaalpoëtica. Zo leer je ook als vertaler je eigen positie te bepalen in dat toch brede spectrum van manieren om een tekst te benaderen. Je mag niet te voorzichtig zijn als vertaler, maar je moet echt wel weten waarom je een bepaalde keuze maakt.
Hoe bedoel je dat voorzichtig zijn? Wanneer is men te voorzichtig?
Je moet durven ingrijpen in een tekst zonder te veel in te grijpen. Dat is de eeuwige zoektocht naar een goede balans. Hoe trouw blijf je aan de brontekst? Hoe vrij mag je gaan? Dat is de grootste vraag die wij krijgen, ook aan het eind van de opleiding. Het moet wel de tekst van de auteur blijven. Tegelijkertijd kun je die niet zomaar letterlijk omzetten in het Nederlands. Dus je moet zelf keuzes maken. Het moet wel een onafhankelijk leesbare Nederlandse tekst worden.
Vooral in Vlaanderen, maar breder, in het Nederlands, hebben we de reputatie om erg trouw te blijven aan een tekst. Trouwer dan in andere landen bijvoorbeeld. Anders dan in de Verenigde Staten bijvoorbeeld of Engeland, waar men gemakkelijker de vrijheid neemt om er een eigen versie van te maken. En, hierop verder gaand, je hebt vertaling en je hebt vertolking. Maar een tolk, dat is vooral een “live”-vertaling, echter als je het over theaterstukken hebt of over muziek, dan spreekt men van een vertolking. Dan geeft men er zijn versie van. Met een boek ligt dat anders?
Nou, geef dezelfde tekst aan vijf verschillende vertalers en er liggen vijf verschillende boeken. Dat is ook zo. Ook al blijft iedereen in de geest van het Nederlandse en Belgische gedachtegoed: we blijven trouw aan de auteur.
Maar van een boek zegt men nooit dat het een vertolking is. Van een boek zegt men altijd dat het een vertaling is. Of nooit dat het een eigen versie is. Terwijl ik denk ook, als je van een bepaald boek de Finse versie en de Duitse versie bijvoorbeeld neemt... dat lijken andere boeken... daar worden wellicht heel eigen keuzes gemaakt.
Zelfs in het Nederlands heeft ieder uiteindelijk zijn eigen stijl. Op school wordt vaak gezegd dat vertalers na twee jaar elkaars stijl kunnen herkennen, ook als het een geanonimiseerde vertaling is.
Het is moeilijk als lezer om een goede vertaling te herkennen, omdat we het origineel niet lezen, noch verschillende versies lezen. Dus die taal, is dat de auteur of die van de vertaler? Het kan best zijn dat er veel meer verdiensten ligt bij de vertaler, dat die er een sterker literaire werk van gemaakt heeft, maar alle verdiensten gaan dan toch ook naar de oorspronkelijke auteur.
Dat is heel moeilijk, ja. En omgekeerd: je las, vroeger wel meer, als de taal niet beviel, dat dan aan de vertaling lag... Maar de vertaler moet, vind ik, steeds vermeld worden. Je leest tegenwoordig gelukkig veel meer lovende recensies, die de ‘prachtige poëtische taal’ vermelden en dat is misschien ook wel vooral de verdienste van de vertaler. Je ziet soms dat er in de krant hele stukken geciteerd worden uit een vertaling. De auteur wordt dan bewierookt, maar de naam van de vertaler wordt vaak niet vermeld. Dat is wel jammer, want op dat moment lees je de vertaler. En ik denk, je kunt als lezer niet weten of het goed vertaald is. Voor mij is de vertaler echt heel belangrijk als ik een boek ga lezen. Ik ben iemand die denkt, ha! daar is de nieuwe Nicolette Hoekmeijer of daar is de nieuwe Rokus Hofstede. Dus die boeken ga ik dan ook bewust kopen vanwege de vertaler en op dat moment is de auteur soms zelfs minder van belang.
Is dat dan ook omdat je weet dat die vertaler niet alle vertaalopdrachten aanvaardt? Dat die een werk al eerst leest voor die de vertaling aanvaardt en dus selecteert?
De mensen die ik nu net genoemd heb, die kiezen echt zeer bewust, maar niet iedereen heeft die luxe. Soms moet je ook kiezen omdat je gewoon geen tijd hebt om alle boeken te vertalen die worden aangeboden. En soms moet je ook dingen doen die je niet als vanzelfsprekend zou kiezen. Want dat is het mooie aan vertalen. Je leert elke dag bij. Ik hoor het ook van mensen die al twintig jaar bezig zijn, dat elk boek nog altijd een nieuwe ervaring is.
En wat is moeilijk om te vertalen? Voor u bijvoorbeeld.
Wat is moeilijk? Wat ik heel moeilijk vind, en ik ben het toevallig aan het lezen nu is een tekst zoals deze: “Vier de teugels” Ik vind het nu al een heel goed boek, trouwens, vertaald door Nicolette Hoekmeijer.
De nieuwe Nicolette Hoekmeijer!
Het is de nieuwe Nicolette Hoekmeijer ja die keurig op het omslag staat, van de auteur Kathryn Scanlan. Dus wat daar heel moeilijk aan is, zijn die hele kleine staccato zinnetjes.
Wat is daar moeilijk aan?
Ja, dat lijkt heel simpel. Maar je moet ze wel heel zuiver en kort in het Nederlands kunnen vertalen, want dat is nu eenmaal hoe die auteur schrijft, in dat ritme van die auteur. En talen hebben hun eigen ritmes, dus dan is het moeilijk om datzelfde ritme en gevoel over te brengen. De simpelste zinnen, daar zit je soms echt uren over te tobben, om het in het Nederlands ook zo zuiver en simpel te laten klinken.
Er is ook nog het Vlaams-Nederlandse tegenover het Nederlands woordgebruik. Hoe sta je er zelf tegenover? Hoe pak je daar zelf aan?
De meeste fictievertalingen worden uitgegeven door Nederlandse uitgeverijen. Dus je hangt wel een beetje vast aan dat Randstad-Nederlands, aan die norm. Dat is trouwens niet alleen voor Vlaamse vertalers een probleem, maar ook voor Zuid-Nederlanders of Noord-Nederlanders uit de kanten van Groningen. Dat taalgevoel ligt heel anders dan het taalgevoel van de Amsterdamse Randstad. En toch is dat de norm. Hoe gaan wij daarmee om? Wij proberen voorzichtig in te breken, meer taalvariatie binnen te smokkelen. Ook op de Vertalersvakschool, maar je moet die norm wel kennen, je moet dat wel weten. Het Noord-Nederlands en Vlaams zijn heel erg uit elkaar gegroeid. Ik probeer zelf zo neutraal mogelijk te werk te gaan, maar zonder te vervlakken. Wat een heel moeilijke oefening is. De voorzichtigheid tegenover de vrijheid speelt hier dan natuurlijk ook.
En hoe doe je dat omgekeerd? Want een Bretoen heeft ook een andere taal dan iemand van Marseille. En de Liverpoolse humor is ook anders dan het Cockneys van Londen.
Ik heb nog nooit een echt zwaar dialectisch boek moeten vertalen, maar dat is ook een discussie. Wat doe je daarmee? Geef je iemand uit Liverpool dan een accent uit Rotterdam? Dat is ook gek. Wat is humor, wat is een kwinkslag? Wat klinkt letterlijk hard maar is in het lokaal gebruik niet zo hard? Dat maakt het natuurlijk allemaal wel boeiend en dat zijn dingen die je enerzijds moet weten vanuit je kennis van de brontaal en -cultuur: wat de gevoeligheden daar zijn en hoe je die dan kan overbrengen. En je zit met het feit dat wij een gespleten lezerspubliek hebben, waar de gevoeligheden inderdaad verschillen, tussen Amsterdam en Mechelen.
Er wordt meer Engels gelezen? Een goede zaak of een slechte zaak?
Ik denk vooral: ze lezen dan toch. Dus ik ben blij. Ik moet zeggen, ik las zelf als puber ook Engels. Ik ben niet zo'n doemdenker op dat vlak. Ik denk, zolang mensen de aandachtspanne maar kunnen opbrengen. Want dat lijkt mij de grootste uitdaging voor de jongere generaties, de langere aandachtsfocus. Ik hoor het ook van vrienden die theatermakers zijn, dat dat echt een uitdaging is bij schoolvoorstellingen tegenwoordig. Vroeger kon een kind makkelijk drie kwartier, vijftig minuten rustig naar een voorstelling kijken. En nu merk je dat die aandacht na een kwartier weg is. Dus moet je daar iets mee. Ik vermoed dat dat voor het lezen over tien jaar hetzelfde zal zijn. Dus ik ben heel blij als mensen zich door hele dikke Engelstalige fantasyromans en young adult romans worstelen. Of er met plezier door hollen. Dat stemt mij hoopvol, dat ze lezen en dat ze misschien in de toekomst ook andere dingen gaan lezen. Dus is het jammer? Ja, maar anderzijds denk ik, zolang ze een boek vast hebben, heb ik hoop dat ze ook nog andere dingen gaan vastpakken.
Door het feit dat er meer in het Engels gelezen wordt, gebeuren er echter volgens mij twee dingen: er treedt een verangelsaksing op, alles krijgt een Angelsaksische saus, want in het Engels wordt er blijkbaar vrijer vertaald, en... er wordt minder vertaald. Dan gaat er uiteindelijk wat teloor, we krijgen een culturele verenging. Tegelijk is dat ook één van de risico’s bij de vertalingen door A.I., door DeepL. De strijd daartegen gaan we mogelijk verliezen. Moeten we dan niet meer gaan focussen op wat A.I. misschien niet zo goed kan en is dat dan zoiets als “cultureel-literaire redigering”?
In een echt rijke tekst met veel stijlelementen kun je niks zomaar een op een vertalen. Want ik zeg u, echt, ik word er soms gek van hoeveel opties ik zelf bedenk voor bepaalde woorden of zinnen. Bij bepaalde boeken blijf ik zinnen volledig herschrijven. Omdat er zoveel opties zijn. DeepL kiest op basis van algoritme, valabel misschien voor bepaalde teksten, maar het haalt ook wel heel veel rijkdom weg. Dat is het probleem: het is niet per se fout, maar dat betekent niet dat het de beste optie is.
En als je van een A.I. vertaling vertrekt is het misschien nog moeilijker en verwarrender om te verbeteren, dan wanneer je vanuit je ervaring en gevoel vertrekt?
Ja, absoluut. Dat is eigenlijk ook deel van de strijd, om dat aan uitgevers proberen duidelijk te maken. Het kost ook echt veel meer tijd, want het is heel verraderlijk. Ik bedoel, het moment dat het op papier staat, klinkt het al meteen aannemelijk. Terwijl, als je goed in detail gaat kijken, dan herschrijf je heel dat document. Dan klopt het niet. Ook niet voor simpelere teksten. Maar mensen denken dat het sneller gaat en dus word je minder betaald. Ik heb anderzijds ook een beetje het gevoel, dat het aanvankelijke hoera-gevoel rond A.I. wat is gaan liggen. Dat er nu wel weer een beetje meer realisme binnensluipt, voorzichtig.
Ik zie het ook bij kranten. Kranten die veel artikelen via AI zijn beginnen vertalen en dachten, een redacteur trekt dat wel recht. Na een tijd zagen ze dat die redactie daar zoveel tijd in stak, en dat de teksten die online verschenen slecht waren. Het blijft wel een uitdaging om het vak verder te verdedigen en dat is niet altijd gemakkelijk, omdat niet iedereen het verschil vat natuurlijk. Het zou wel spijtig zijn, en er gaat dus wel degelijk wat teloor als we naar een wereld gaan waar technologie het allemaal overneemt.
In een ander leven was ik loopbaanbegeleider. En dan kwamen er wel eens vertaler-tolken bij mij. Die hadden vaak het gevoel dat ze niets konden of wisten, als ze niet werden ingezet voor wat ze gestudeerd hadden, wie of wat waren ze dan? Ik bracht dan altijd naar voor, dat een vertaler een bijzonder iemand was: iemand die op een gegeven moment de bereidheid heeft getoond om naar anderen te luisteren, anderen die over een grens wonen. Niet alleen luisteren, maar een vertaler is dan iemand die een inspanning levert om een ander te begrijpen en aan die ander taal te geven. Die houding is zo mooi en waardevol gaf ik hun dan mee: zulke mensen kan elke organisatie gebruiken, zulke mensen leren nieuwe dingen van een ander.
Dat is juist de schoonheid van het vertalen natuurlijk, je maakt verhalen van over heel de wereld toegankelijk. En we kunnen alleen maar rijker worden en meer empathie opbrengen voor anderen door die verhalen te lezen en dat zijn allemaal dingen die wegvallen als vertalingen aan nuance verliezen.
Ik had u vooraf even gevraagd of er boeken of vertalingen waren die je op een of andere manier extra in de aandacht wou brengen. Ik denk dat het een moeilijke vraag was.
Ja zeker, maar ik heb een kleine greep gedaan. Ik ga deze drie samen nemen: drie vertalingen door Mirjam de Veth. Dat is een heel bijzondere vertaalster, eigenlijk een cultureel ambassadeur. Die bracht ook zelf boeken aan bij uitgeverijen. Die zei, ik wil dit echt vertalen en dat gebeurde dan ook vaak. Met “De seizoenen” van Maurice Pons heeft ze de Dr. Elly Jaffé Prijs gewonnen, een gerenommeerde vertaalprijs.

Twee andere (vertaal)pareltjes van haar zijn: “Hôtel du Nord” van Eugène Dabit en zeker deze ga je heel graag lezen: “De zondagen van Jean Dézert” van Jean de la Ville de Mirmont. Mirjam de Veth is absoluut tegen vervlakking, en waar zij in slaagt is om een tekst te doen fonkelen. Dat voel je heel hard in deze drie boekjes. Ik heb zo hard genoten van alle drie! “De zondagen” is denk ik een van mijn favoriete boeken ooit.
En is dat nu toevallig, Nathalie? Uitgeverij Vleugels? Of is dat ook wel een uitgeverij die goed zorgt voor, en/of veel oog heeft voor haar vertalers? Ik heb die indruk wel.
Zeker, voor vertalers, maar ook voor kwalitatieve teksten. Heel zorgvuldig gecureerd. Dus dat is een heel fijn fonds om te volgen.
Graag tip ik dus ook “De zondagen van Jean Dézert” (uitgeverij Oevers): ik vind dit zo'n fantastisch verhaal. Dit is geschreven in 1916 en het is zo modern. Het is een man die niet bijzonder is. Er is niets belangrijks aan. Hij weet ook niet goed wat hij moet doen. Hij heeft de zondagen die hij moet vullen. Hij begint dan met allerlei advertenties in de krant te lezen, voor een sauna of voor een dit of dat. En dan vult hij zijn dagen. Maar het is allemaal met humor, heel droog. Uiteindelijk wil hij zich van kant maken, maar zelfs dan ziet hij het nut er niet van in en geeft het dan maar op.

En er moest wat van Nicolette Hoekmeijer bij.
Carys Davies: “Helder” en van Kathryn Scanlan “Vier de teugels”.
“Helder” was genomineerd voor de Europese Literatuurprijs. Dit is een heel mooi, klein, ... juweeltje. Gewoon over een paar mensen die vastzitten op een eiland.
En opnieuw omdat ik vind dat Nicolette gewoon heel mooi schrijft, heel mooi vertaalt, in een heel zuivere stijl.

De details, de zorg, de kennis, de nuances, in de flow van het lezen kun je d’r wel eens overgaan, maar vaak maken die ornamentjes een werk fijner.
Dat is een professionele alertheid waar je al die redactierondes voor jezelf nodig voor nodig hebt. Daarom ga je er twaalf keer door. Ik heb onlangs een verhaal vertaald uit het Frans waarin heel veel kaartreferenties verborgen zitten. Maar ik ben geen expert in tarotkaarten. Wat betekent die figuur op een tarotkaart? De auteur gebruikte heel veel normale Franse uitdrukkingen, en er was een zinnetje waar ik de hele tijd heb over gelezen, keurig vertaald wat er stond en dan ineens besef je dat er toch een verwijzing in zit. Die reflex moet je dan hebben: het klinkt wat raar, het staat er misschien wel, maar je voelt dat er iets mis is. Dat is een signaal en dan heb ik iets helemaal anders moeten verzinnen, ook omdat er in het Nederlands niet dezelfde letterlijke dubbele betekenis is.
Je eerste woorden en deze laatste komen mooi overheen. Dat je met al je (ver)taalkennis en ervaring elf of twaalf keer iets leest, om iets fijn, genuanceerd en literair weer te geven. Mogen we dan nog twijfelen aan de meerwaarde van de vertaler? Iemand die zo invoelt en voorproeft? Vertalers: ze moeten op de cover, ze moeten in recensies, ze moeten in onze leestips.
Op deze dag worden ook de Filter Vertaalprijzen uitgereikt. Dit gebeurde in de bib van Utrecht tijdens het Internationaal Literatuurfestival.
Dit jaar ging de prijs naar de Vlaamse Annelies de hertogh die met co-vertaalster, de Nederlandse Els de Roon Hertoge, Stalingrad van Vasili Grossman vertaalde.
(Een turf van 1008(!) pagina’s over WOII en het menselijke leven).
De vertaalprijs in de categorie jeugdliteratuur ging naar Henrieke Herber voor de vertaling van De woordredders van Enrico Galiano.
(rechts: Annelies de hertogh)
