Een jeugd waarin niet veel te lachen vant.
Tweede deel van de trilogie waarmee deze Deense auteur opeens hoge ogen gooide.
Een disfunctioneel gezin, vader vocht om te overleven op een te kleine boerderij, heeft nu werk deels als slachter, deels als hovenier. De moeder is na het verlies van een eerste kind zwaar depressief en brengt haar dagen door voor tv of met online gokken. Zij trekken elkaar aan, maar staan elkaar evengoed naar het leven. Drie kinderen, Tue de verteller en oudste zoon en broer en een zus.
Dan ontvangt de moeder een aardige geldsom voor een medische fout en is het maar de vraag of geld ze dichter bij elkaar kan brengen.
We volgen Tue in zijn worsteling met zijn ouders, zijn probleemgedrag op school, eerste verliefdheden, zijn eerste homoseksuele ervaringen, zijn breuk met thuis, geen wereldschokkende zaken, maar de auteur weet de kleurrijke familie overtuigend neer te zetten, rauw maar ook met de nodige nuances.
De auteur gebruikt een heel bondige, uitgepuurde stijl. Verwacht geen lange, beeldende volzinnen, geen reflecties van de auteur, geen spetterende one-liners, maar wel veelvuldige dialogen die het verhaal moeten dragen.
Missie geslaagd wat mij betreft, met een eenvoudige, directe taal, heel veel zeggen, het voelt soms wat schoolopstelachtig aan, maar het werkt.
Synopsis
Een straatarm gezin krijgt ineens een miljoen en de kans om al hun dromen te verwezenlijken, maar een vers geschilderd huis en nieuw meubilair kunnen de onderliggende scheuren niet verhullen.