tien foto’s uit dat verre bestaan
Jan Lauwereyns (1969) is schrijver, dichter en neurowetenschapper. Zijn dichtbundel Hemelsblauw werd in 2012 bekroond met de vsb Poëzieprijs. In 2003 verscheen zijn roman Monkey business. Hij woont en werkt in Fukuoka, Japan.Met zijn roman Iets in ons boog diep, 2017, maakte de auteur diepe indruk op mij. Alles mocht aan bod komen in deze roman, die is opgebouwd als een reeks lyrisch-essayistische canto's over (onder andere) de liefde, het vaderschap, het glioblastoom, La Commedia, het seksleven van rondwormen, vivisectie op Amerikaanse krijgsgevangenen, de behoefte aan een onverbrekelijke band, en de leegte, die aan het begin van elke beweging zit. In Gehuwde rotsen maakt Jan Lauwereyns van zijn ouders die leefden als rotsen, verbonden met een dik strooien koord, een doordringend portret. Moeder had een razende doodsdrift, vader een onverzadigbare voortplantingsdrift. Seg Jan, zoagt tegen oe weurmkes. (Te vertalen als: ‘Zeg Jan, zeur tegen je wormpjes.’) Op dit aangeven van zijn dode moeder gaat de genoemde zoon tien dagen lang wroeten in het verhaal van zijn jeugd. Overigens spookt niet alleen de moeder nog. Ook de dode vader wil niet vergeten worden. Alles bij elkaar blijkt de materie door en door menselijk, met gebrekkige liefde, aanlokkelijke zwartgalligheid en tot mislukken gedoemde huwelijken.‘Het probleem is niet eens dat ik niet probeer, of dat ik de tijden moedwillig door elkaar haal. Dit negende hoofdstuk van Deel twee, had ik mij voorgenomen, zou het verhaal van mijn vader zijn, het verhaal van zijn ondergang – zijn hoogmoed, zijn onverbeterlijke huichelarij, zijn mateloze egoïsme, zijn minachting voor machtelozen, zijn dweperij met geld, BMW’s, de Rotary Club; en de poetic justice, de ironie en de val, het zielige einde dat moest en zou komen, en kwam. Maar het lukt niet, ik blokkeer, kan het niet vertellen.’Aan de hand van tien foto’s uit dat verre bestaan draait en keert de schrijver zijn herinneringen om tot ze hun wezen openbaren. Alles bij elkaar blijkt de materie door en door menselijk, met gebrekkige liefde, aanlokkelijke zwartgalligheid en tot mislukken gedoemde huwelijken.Telkens als Lauwereyns (1968), die in Fukuoka woont en werkt, langs de rotsen fietst, denkt hij aan zijn vader en zijn moeder. Ze zijn gescheiden toen hij zeventien was en zijn broer zestien, maar hun liefde is (lichamelijk) eigenlijk nooit helemaal voorbijgegaan. achteromkijkend ziet de zoon ‘veel, enorm veel gemiste kansen’. Lauwereyns heeft het Antwerps dialect nodig, de moedertaal, om zijn herinneringen en gevoelens zonder schaamte kunnen weergeven.Om te praten en te schrijven over dingen waar het zo moeilijk over praten en schrijven is. En nu was het moment er rijp voor. In dit boek rekent Lauwereyns af met het famiale verleden en zijn eigen demonen en levert het bewijs dat ‘tijd en woorden, veel woorden’ helen.In tien ‘sjappitters’ vertelt hij schakelend tussen poëzie, proza en filosofisch essay niet alleen zijn verhaal, de ‘wirwar van drama’s’, maar formuleert hij ook een antwoord op de vraag: waarom uit het al zo korte leven stappen?