Brussel 1956 – de KGB en de CIA willen beiden een lid van de Belgische staatsveiligheid ombrengen.
In
1956 werd Rusland in de Westerse wereld als de grote bedreiging
gezien. De “koude oorlog” was in volle gang. Spaak, de
Belgische minister van buitenlandse zaken, was internationaal een
politiek zwaargewicht en werd hoofd van de NAVO die gevestigd was in
Brussel
Het
was de tijd van spionage en contra spionage, waarbij heel wat acties
onder de mom van “staatsbelang” onder de mat werden geveegd.
Slechts enkele politieke toplui waren op de hoogte van geplande
acties van deze diensten, er was heel wat extremisme en paranoia.
Chantage was een middel om sommige mensen te dwingen om mee te
werken.
In
Rusland was Chroesjtsjov aan de macht gekomen. Hij veroordeelde het
Stalinisme en de cultus rond Stalin wat tot wrevel leidde bij de
conservatieven in Rusland. In verschillende Oostbloklanden, vooral
in Polen en Hongarije was er onvrede bij de bevolking omdat het
communisme werd gezien als een intolerante cultuur die geen vrijheid
van denken toeliet.
In
België was Frans nog steeds de voertaal in de politieke wereld, was
er de schoolstrijd tussen het katholieke onderwijs en het
staatsonderwijs met subsidies als centraal thema en werkten politie,
rijkswacht en staatsveiligheid naast elkaar.
Johan
Op de Beeck schrijft in een nuchtere stijl een spannend en meeslepend
spionageverhaal dat begint in een kapperszaak in Mechelen. Hij
beschrijft de toenmalige sfeer bij politie en politiek erg goed, het
is bijwijlen tastbaar.
Ook
al zijn veel figuren en gebeurtenissen historisch correct neergezet
is het geen historische roman, het is zuiver fictie, maar dan van een
uitmuntend gehalte. De spanning blijft, de personages en het verhaal
zijn geloofwaardig, zodat het een vlot lezend werk is.
Een van de beste spionage boeken die ik heb gelezen. Het tijdsbeeld is perfect weergegeven.