Een teder portret over ouder worden
Bo
Andersson is een man van 89 jaar die nog thuis woont. Hij heeft zijn
beperkingen, waardoor hij hulp nodig heeft voor tal van dingen. Soms
kan hij dit accepteren, soms verzet hij zich.
Het
verhaal is geschreven in de ik-vorm, vanuit het standpunt van Bo.
De ouder wordende Bo kan zelf vertellen hoe hij zich voelt, hier
heeft hij geen hulp voor nodig. Het is geschreven in een nuchtere
stijl zonder overbodig drama, zodat het zeer herkenbaar wordt. Je
bent als lezer op bezoek bij de man.
Het
verhaal beschrijft een periode van enkele maanden, waarbij Bo bijna
in dagboekvorm vertelt wat hij doet. Soms dwalen zijn gedachten af
en mijmert hij over de relatie met zijn ouders, zijn vrouw, zijn
zoon, zijn vriend, zijn verleden. Hij gaat zaken vergelijken, ziet
sommige zaken duidelijker, overschouwt zijn beslissingen. Je leert
hoe het kan aanvoelen als je niet meer kunt doen wat je eigenlijk zou
willen, als je mobiliteit beperkt is, als je incontinent wordt, als
je jezelf afvraagt of het niet lang genoeg heeft geduurd.
Het
is ook het probleem van hulpbehoevend zijn, de frustraties van
diegene die zelf niet meer kan wat hij zou willen, maar ook van
diegenen die hulp leveren en soms hiervoor de volle laag krijgen,
omdat ze het leven van die andere in eigen handen nemen.
De
relatie tussen Bo en zijn hond Sixten is tekenend voor zijn strijd om
de regie van zijn eigen leven te behouden. Hij houdt van deze hond,
heeft hem nodig, maar ziet soms ook in dat hij fysiek niet meer in
staat is om hem degelijk te verzorgen. Hoe lang kan de hond bij hem
blijven, wie beslist hierover ?
Een boek dat je doet nadenken. Het bleef lang aan me kleven.