‘schaduwoeuvre’ van een boegbeeld
De artikelen die ik over die onderwerpen schreef waren als proefboringen in een olieveld. Die exploraties van soms decennia geleden lieten me in één klap zien waar mijn schrijverschap vandaan is gekomen en in welke maatschappelijke omstandigheden het wortelt."
Renate Dorrestein (1954) begon als leerling-journaliste bij de Libelle en Panorama. In 1977 begon ze freelance te schrijven. In de periode 1977 - 1982 publiceerde ze in Het Parool, Viva en Opzij. In 1982 werd ze redacteur bij Opzij. In 1983 verscheen haar debuut Buitenstaanders. In 1993 ontving ze de Annie Romeinprijs voor haar hele werk. Zij overleed op 4 mei 2018. Toen ik het nieuws van haar dood vernam was ik net haar literaire biografie Dagelijks werk aan het lezen. Alhoewel ik van haar terminale ziekte op de hoogte was kwam haar overlijdensbericht toch als een mokerslag. Ik heb heel veel van haar gelezen en ik heb haar enkele malen geinterviewd en in beide zaken kwam ze heel sterk over. Dagelijks werk is een literaire autobiografie die scherp, grappig en inspirerend is, kenmerken die we in haar hele werk terugvinden. In Dagelijks werk heeft Dorrestein niet eerder gebundelde stukken of artikelen die in obscure uitgaven waren gepubliceerd samengebracht. Het levert een ‘schaduwoeuvre’ op waarin de thema’s uit haar romans opduiken, zoals de seksualisering van de maatschappij die naar voren komt in Echt sexy. Een poging om het boek te verspreiden onder alle leerlingen loopt echter spaak bij de minister van onderwijs Ronald Plasterk. Of het thema van de menopauze dat in geen enkel Nederlands boek aanwezig is en door Dorrestein in M’n zoon heeft een seksleven en ik lees m’n moeder Roodkapje voor, wel verwerkt is. In 1998 schreef Dorrestein een stuk tegen de verhuftering op televisie en Paul de Leeuw was haar belangrijkste tegenstander. Twintig jaar later lijkt het verleden dankzij de sociale media nog paradijselijk, en daarom schrijft ze ook: 'Mij lukt het steeds minder me geborgen te voelen in een samenleving die leedvermaak beschouwt als een blijk van brille en nastrevenswaardige onconventionaliteit.' De bundeling begint met een ode aan de schrijver van wie Dorrestein het meest heeft geleerd: Kurt Vonnegut. Zijn belangrijkste les is: ‘hoe serieus een onderwerp ook is, je kunt er lichtvoetig over schrijven.’ Dat blijkt ook weer uit de inleidingen die Dorrestein schreef bij de stukken in dit boek. Serieus, maar met de nodige zelfrelativering. Al in de inleiding vertelt ze dat haar roman 'Reddende engel' (2017) het sluitstuk vormt van een uitgebreid oeuvre. Het boek was al grotendeels klaar toen bij haar slokdarmkanker werd geconstateerd. Ze hoefde na een intense chemokuur enkel nog het laatste hoofdstuk te voltooien. Gelukkig heeft ze nog de tijd gehad om haar archief te ordenen: notities bekijken, brieven herlezen, computerbestanden al dan niet deleten, om vervolgens een handvol teksten te selecteren die voor publicatie in aanmerking komen. De auteur heeft zich realiserend dat ze geen lang leven meer voor de boeg heeft van 'Dagelijks werk', zonder de minste vorm van zelfbeklag, een terugkijk op haar schrijversleven gemaakt. Zo wordt deze een autobiografie één lange ode aan het schrijverschap.
Synopsis
De auteur (1954-2018) blikt terug op een rijk en veelzijdig schrijversleven aan de hand van teksten die ze terugvond in haar archief, van essays en lezingen tot mails.