Superdiversiteit als nieuw normaal - interview met Dirk Geldof

17 november 2022

Dirk Geldof is socioloog en onderzoeker, zijn onderzoeksthema’s zijn superdiversiteit, migratie en vluchtelingen. Hij is deeltijds hoogleraar aan de Faculteit Ontwerpwetenschappen van de Universiteit Antwerpen, lector aan de opleiding Gezinswetenschappen (Odisee) en senior onderzoeker aan het Kenniscentrum Gezinswetenschappen (Odisee). Hij wil zijn studenten anders leren kijken naar de stad en vooral naar haar bewoners. Hij schreef de boeken ‘Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert’, ‘Onzekerheid. Over leven in de risicomaatschappij’ en ‘Als risico’s viraal gaan. Welke wereld na corona?’.

Onze redactrice Katja Verbeeck ging met Dirk in gesprek.

Je hebt verschillende boeken op je naam staan, maar vandaag wil het graag over het boek Superdiversiteit hebben. Hoe heb je in dat boek het ‘wij en zij’ denken kunnen verwerken?

Eerste vaststelling is dat we met ons allen gemakkelijk in de ‘wij en zij’ zone blijven hangen. Wij, de ‘Belgen’, zij de ‘vreemden’. Wij de ‘autochtonen’, zij de ‘allochtonen’. Wij de ‘moslims’, zij de ‘katholieken’ of ‘ongelovigen’. In mijn boek en mijn lezingen probeer ik mensen er bewust van te maken dat je door dit soort oogkleppen de samenleving in Antwerpen, anno 2022, niet meer kan begrijpen. We kunnen onze samenleving vandaag enkel begrijpen als we in 'en-en' termen beginnen te denken. Steeds meer landgenoten leven en wonen hier en zijn een deel van onze samenleving, maar ze hebben ook een migratie achtergrond. Wat ik in het boek probeer te doen is mensen oog doen krijgen voor die meervoudige identiteiten en dus voorbij het stereotiepe ‘wij-zij-discours’ dat voortdurend het verschil benadrukt, maar veel te weinig erkent wat we allemaal delen in deze stad of deze samenleving.

Ligt racisme in een superdiverse samenleving niet voortdurend op de loer?

Als we in ‘wij en zij’ termen blijven denken wel. Maar racisme is nog een stap verder. Bij racisme gaat het erom dat de ander als minderwaardig wordt bekeken en benaderd. Soms zelfs met discriminerende acties.

In je boek concludeer je dat superdiversiteit niet zal weggaan. Het zal meer en meer deel gaan uitmaken van onze maatschappij. Hoop je met het boek dat de maatschappij daar beter mee om zal kunnen gaan?

Ja, we zien immers veel te weinig hoe de samenleving al veranderd is. 1 op 3 landgenoten in België heeft een migratie achtergrond. Dus als we het hebben over ‘de Belgen’ in ons land, dan gaat dat ook over deze één op 3 landgenoten. Kijk je naar de grote steden, dan is die diversiteit nog een heel stuk groter. Daar zien we meer en meer steden waar de meerderheid van de inwoners een migratie achtergrond heeft. 53 procent van de Antwerpenaren heeft een migratie achtergrond; dat cijfer groeit met 1 procent per jaar. In Brussel is dat 75 procent en in Genk, door de mijngeschiedenis, meer dan 55 procent. Wat ik dus met mijn boek ‘Superdiversiteit' probeer te doen is inzicht geven in die samenleving zoals ze vandaag is. Door een stukje sociologische verbeeldingskracht aan te reiken, door de samenleving niet te zien door de denkkaders en de bril van de twintigste eeuw, maar die superdiversiteit te herkennen. Stap een bib binnen zoals die van Permeke en je ziet de stad zoals ze vandaag is. Welke jongeren komen er surfen voor hun huiswerk of komen er boeken uitlenen? Daar kan zien hoe de diversiteit in de stad vandaag is. Het leren omgaan met die superdiversiteit als een relatief nieuwe realiteit wordt een basisgegeven. Het wordt langzaamaan een nieuw normaal. Er is nu een langzaam – maar vaak omstreden - proces van normalisering aan de gang.

Is er genoeg aandacht voor de problemen die superdiversiteit met zich meebrengt en wordt die aandacht genoeg gebruikt om tot oplossingen te komen?

Er zijn zeker genoeg politieke en maatschappelijke debatten. Denk maar aan opvang van Oekraïense vluchtelingen, vluchtelingen die buiten slapen, noem maar op. Maar die aandacht vertrekt nog veel te vaak vanuit de gepolariseerde ‘voor of tegen’ vraag. Wat ik met het boek probeer te doen is laten zien dat superdiversiteit niet iets is waar je voor of tegen bent. Superdiversiteit is een realiteit. Vandaag is de vraag hoe we er als mensen mee moeten omgaan. Er zijn zeker heel mooie initiatieven, waar scholen, bedrijven, bibliotheken en organisaties zich openstellen of aanpassen. Maar je ziet ook op veel plekken worstelingen met die groeiende diversiteit en meertaligheid. ‘Hier doen wij dat zo...’: dat wij en zij denken komt dan terug naar boven. Leren omgaan met verschil is een proces en dat moet beter begeleid worden.

De nieuwe vluchtelingen vandaag zullen onze samenleving verder veranderen. Is het doel van het boek om verder na te denken over hoe we het best met deze realiteit kunnen omgaan?

In het boek ‘Superdiversiteit’ zitten twee grote lijnen. De samenleving beschrijven zoals ze vandaag is, dat is het eerste, analyserende stuk. Het tweede luik is een uitnodiging tot reflectie, op basis van onderzoek: hoe gaan we daar nu mee om. Vluchtelingen zijn daar een klein onderdeel van. Wat leert onderzoek ons? Dat hoe sneller je mensen zekerheid kan geven of ze wel of niet in het land kunnen blijven, hoe sneller ze een plek vinden in die samenleving en bijdragen leveren.

Hoe heb je Antwerpen zien veranderen in de loop der jaren?

Heel sterk, zoals iedereen van mijn generatie! Ik ben 57 jaar geleden in deze stad geboren en toen was migratie en diversiteit iets wat in bepaalde wijken bestond waar de toenmalige gastarbeiders woonden: Antwerpen Noord, Borgerhout, het Kiel… Vandaag zit diversiteit en migratie in alle wijken en in heel de stad. Migranten zijn in Antwerpen geen uitzondering meer, diversiteit is eerder de regel vandaag. Dat zie je in heel de stad: op de Meir of op de markt, in de metro of op de bus, op de werkvloer, in de scholen, in de bibliotheken.

Zie je superdiversiteit ook op de schoolbanken en hoe uit zich dat?

Absoluut! Je ziet het zelfs sterker op de schoolbanken dan in de rest van de stad. Dat heeft een stuk te maken met de leeftijdsstructuur. 75 procent van de kinderen in Antwerpen heeft een migratie achtergrond, dus de scholen in Antwerpen zijn écht superdivers. Belangrijk is dat die kinderen en jongeren uit steeds meer verschillende landen en gezinnen komen en dat maakt dat er een groeiende diversiteit in de diversiteit is. Een halve eeuw geleden had je een soort concentratie scholen waar het grootste deel van de klas Berbers sprak of van Marokkaanse origine was. Vandaag heb je klassen waar kinderen samen zitten uit tien of meer verschillende landen. Dat doet Nederlands aan belang winnen, want dat is de enige taal dat die kinderen gemeenschappelijk hebben in de klas en op de speelplaats. Hoe meer die superdiversiteit toeneemt, hoe belangrijker het Nederlands wordt. Scholen zijn haast vanzelfsprekend superdivers: dat is wat de jongste generaties ook ervaren. Zij groeien op met die evidentie en zien veel minder die verschillen die oudere generaties wél blijven opmerken. Dat samen opgroeien is binnenkomen in superdiversiteit.

Hoe ga je zelf om met diversiteit?

Nieuwsgierig. Ik wil ze beter leren kennen en begrijpen. Dat is mijn onderzoekkant. De afgelopen tien jaar heb ik met vele lezingen over het boek iets belangrijk geleerd: afhankelijk wat mensen hun persoonlijke achtergrond is, leest en hoort men verhalen over diversiteit op een heel andere manier. Voor heel wat witte studenten is het vak over superdiversiteit vaak een kennismaking met waar diversiteit vandaan komt, met migratie geschiedenis. Maar voor vele studenten met een migratie achtergrond geeft een boek of een vak over superdiversiteit ook een stuk herkenning en erkenning. Ik heb ontzettend veel geleerd van studenten die mij in de pauze of na de les kwamen aanspreken omdat ze zichtzelf herkenden. Je beschrijft migratie zo dat het mensen herkenning geeft in wie ze zijn en ze doet nadenken over hun positie in de samenleving; dat is voor mij een heel belangrijk aspect.

Welke rollen zie je weggelegd voor het onderwijs in verband met superdiversiteit?

Onderwijs is één van de plekken waar dat normaliseringsproces het snelste gaat groeien, nu nog vooral in de klas, maar volgend decennium hopelijk eindelijk ook in de leraarskamers. Heel belangrijk is, dat onderwijs een belangrijke manier vormt om op te klimmen op de sociale ladder. Onderwijs is de hefboom naar een hoger diploma. Als je mensen wil integreren dan is onderwijs dé manier. Onderwijs kan mensen ook beter leren omgaan met verschil. Niet in leerprogramma’s, maar in het dagelijks samenleven.

Wat zijn de grootste uitdagingen voor Antwerpen om met de nieuwe diversiteit om te gaan en kunnen boeken hierin een rol spelen?

De grootste uitdaging voor mij is voorbij de polarisatie geraken waar we politiek en maatschappelijk nog te veel in zitten. We moeten zorgen dat alle mensen in de stad zich kunnen ontwikkelen en kunnen bijdragen aan deze samenleving. Boeken kunnen hierin een kleine rol spelen. Om iedereen inzicht te geven in die veranderingsprocessen maar ook om iedereen te doen nadenken over zijn eigen plek in de samenleving.

Je hebt verschillende boeken geschreven, rond armoede, diversiteit en stadsbeleid. Vanwaar deze interesse?

Ik heb altijd interesse gehad in de samenleving en hoe samenlevingen veranderen. Vanuit mijn sociologische opleiding en de kans die ik kreeg om onderzoek te doen ben ik gefascineerd door die veranderingen, en door deze zaken te onderzoeken kon ik ze ook neerschrijven. Zo kan ik veel mensen in praktijk hefbomen geven om daar beter mee om te gaan.

Hoelang doe je gemiddeld over het schrijven van een boek?

Dat is heel moeilijk af te bakenen omdat ideeën langzaam ontstaan, dat kan een proces van jaren zijn. Het schrijven zelf kan bij mij een relatief kort proces zijn. Op een half jaar tot een jaar tijd kan je aan een boek werken, maar heel vaak is dat voorbereidend werk al maanden of jaren bezig. Ik schrijf ook op veel plekken, ik heb niet één vaste schrijfplek. Ik schrijf op de computer en soms staat die op het werk, maar evengoed thuis, of in de tuin, soms aan zee of op de trein.

Ben je zelf een lezer en zo ja welke genre?

Ik ben een grote lezer. Professioneel lees ik veel onderzoeksrapporten en internationale artikels. In mijn vrije tijd lees ik graag romans. Het soort romans die iets zeggen over de samenleving. Dat kunnen grote internationale auteurs zijn maar ik lees ook graag boeken van mensen met een migratie achtergrond. Romans dus die iets zeggen over de tijd van vandaag.

Heb je een favoriete auteur?

Sociologisch ben ik heel sterk beïnvloed door het werk van de Duitse socioloog Ulrich Beck over de risicomaatschappij, of door het werk van Steven Vertovec over superdiversiteit. Dat zijn mijn inspiratiebronnen als onderzoeker. Verder is literatuur voor mij zeer breed, Ik heb het laatste boek gelezen van Juli Zeh. Maar ook literatuur zoals Ilja Leonard Pfeijffer en Simone de Beauvoir kunnen mij bekoren.

Ligt er nu een boek op je nachtkastje?

“Methoden voor verandering” van Edouard Louis, een harde roman over ongelijkheid en ongelijke kansen, met een sterk sociologische invalshoek.

Heb je nog een boekentip?

‘Het moois dat we delen’ van Ish Ait Hamou is al een bestseller, maar eigenlijk zou iedereen het moeten lezen. Het geeft op een mooie en ontroerende manier taal aan het leven in complexe, superdiverse samenlevingen, vanuit verschillende perspectieven, voorbij de stereotypen. Bladzijde na bladzijde laat Ish werelden samenkomen en bouwt hij de spanning op. Het doet je bijna fysiek aanvoelen tot wat polarisatie kan leiden.

Hoe zou je jezelf omschrijven in drie woorden?

Nieuwsgierig, sociologisch en geëngageerd.

Hartelijk dank voor dit gesprek!