“Onnozelaars en antihelden, daar ben ik heel graag mee bezig" - interview met Marnix Peeters

18 maart 2024

Door Sven Reynders.

Het nieuwe boek van Marnix Peeters, ‘De ontluikende sekslust van Emma Mus (15)’, ligt sinds enkele dagen in de winkels, de verschijning ervan is niet onopgemerkt voorbij gegaan. Reden genoeg voor een gesprek met de auteur; na één van zijn druk bijgewoonde signeersessies ontmoeten wij elkaar in FNAC Antwerpen.

Beste Marnix, vele van je boeken hebben ‘groteske’ onderwerpen en verhaallijnen, dat is met dit boek niet anders. Hoe kom je op die onderwerpen of wat is je inspiratie hiertoe?

Ik denk dat dit boek dichter bij de realiteit ligt dan al de rest. Komt een priester bij Beëlzebub en de gerontofilie van Eddy Vangelis, dat bestaat allemaal, maar zo'n vijftienjarige meisjes die aan het proberen slaan, die heb je in elk dorp, denk ik. In het Limburgs kempendorp, waar ik ben opgegroeid, waren die in elk geval aanwezig. Elk gehucht had zo zijn sletje, het gehuchtsletje. Ik mocht daar echter nooit aankomen, want ik was zo'n krullenbolletje dat niets durfde. Ik hou niet van onnozele thema's, dat is wel waar. Je gaat van mij nooit het obligate ‘oorlogsverzetsromannetje' krijgen. Sommige mensen vragen mij zeer verontrust waar dat vandaan komt en vragen mijn vrouw ook: ‘ Hoe is dat dan met zo'n man?’ Ik heb het nooit gesnapt waarom mensen uit één deel lijken te bestaan. Ik heb in mijn columns een grote neiging tot engagement en maatschappelijk stoken, maar dit is dan weer een ander soort van uitlaatklep. Thuis ben ik dan de zachte huisman die de eitjes kookt. Letterlijk, ik doe alles thuis, maar mensen lijken dat moeilijk te begrijpen en krijgen die puzzel niet gelegd. Ik help ook oude dametjes oversteken en zo van die dingen. Maar ja, mensen hebben nu eenmaal graag een goed gebalanceerd beeld. Net zoals je denkt aan Herman Brusselmans, dat is veel haar, een leren frak en vuilbekkerij, terwijl hij in zijn gevoelige kanten ook enorme mooie dingen doet.

Je bent geroutineerd auteur van een 20-tal romans/boeken. Kan je ons iets vertellen over je schrijfproces?

Het schrijfproces is extreem snel, maar mijn denkproces is dan weer extreem uitgesponnen. Dat begint zich meestal in het bos voor te doen en dat duurt maanden en maanden, want bijvoorbeeld zo'n Emma Mus, die verandert zevenentwintig keer van naam, op een gegeven moment moest het een Emma zijn. Alles moet juist bekken, ik ben een hele grote namenmens als ik mijn verhalen schrijf. Emma Mus is nu een hele banale naam, omdat die dichtbij en herkenbaar moest zijn. Ik hou niet van te banale personages, ik kan geen boeken lezen waarin Jos en André de hoofdrol spelen, dat gaat niet. Dat is dus een lang proces, wij zijn echte bosmensen en wandelen elke dag 10 kilometer. Daar ontwikkelt zich dat en ik moet daar zelfs geen nota van nemen. Op een gegeven moment is het deeg voor de taart in mijn hoofd klaar en dan moet het enkel nog maar in de oven worden geschoven. Dan ben ik een extreem snelle schrijver, ik kan op drie maanden tijd zo'n boek afwerken.

Ben je dan eerder een buik- of hoofdschrijver?

Tja, wat is dat? Ik denk dat het allemaal redelijk impulsief gaat, ook het maken en het kneden van het deeg. Vooral wars van remmingen, ik hou daar niet van. vandaar dat het ook dikwijls choqueert of alle kanten uitgaat. Maar dat maakt het net leuk, nietwaar?

Heb je favoriete of obligate schrijfplekken?

De nacht. Een belangrijk aspect van mijn schrijven is dat het altijd gepaard gaat met een enorm enthousiasme, ik doe dat ook heel graag. Ik word daar zelf enorm in meegesleept. Ik ben niet het soort schrijver die, zoals sommige collega’s, met tegenzin zegt: ‘Oei, nu moet ik er weer aan beginnen’. Want dat is pijnlijk. Ik ben daar dan altijd mee bezig. Eens dat ik de juiste verteltoon en de juiste spreektoon van een personage heb gevonden, wat wel een aantal weken kan duren, ja, dan kan ik het niet meer loslaten. Ik ga dan ‘s avonds slapen en dan weet ik al dat om drie uur mijn ogen terug openfloepen, dat ik de trap afga en daar weer twee uur in vrede zit te werken omdat ik niet kan wachten. Daarom is mijn reële schrijftijd ook vrij kort, omdat ik er dag en nacht mee bezig ben. Het fijne aan dit vak is dat je overal kan schrijven, op een andere plaats, aan een ander bureau, in de Pyreneeën. Dat doet mij veel plezier.

Wat lees je zelf graag? Wat zijn je favoriete auteurs of genres? Welke auteurs of andere kunstenaars inspireren je?

Dat is heel uiteenlopend. Ik lees graag heel veel echt ernstig-humoristische dingen, à la P.G. Woodhouse en Frans Thomése in Nederland. Maar ik kan me ook helemaal verliezen in mijn absolute favoriete schrijver, Roger Martin du Gard, een allang gestorven Fransman die in 1937 de Nobelprijs voor Literatuur gewonnen heeft, maar volledig onbekend is gebleven. Hij schreef doorgaans van die boeken van duizend pagina's in deel één en dan nog eens twaalfhonderd in deel twee. Bij Dugard was dat dan tweeduizend bladzijden van absolute topkunst. Als mensen mij vragen naar mijn ultieme lievelingsboek, dan is dat ‘Het oude Frankrijk’ van Roger Martin du Gard. Dat is een heel dun boekje dat een dag in het leven van een postbode in het begin van de twintigste eeuw in Frankrijk vertelt. Ik ben daar compleet gek van, ik herlees het om de vier maanden. Ik lees niet veel, maar dat boekje lees ik minstens drie keer per jaar, omdat dat stilistisch zo onvoorstelbaar straf is, niemand kan ooit beter. Ik ben misschien wel een stilist, maar ik ben geen grote literator. Maar als je dan toch ambieert om hogere literatuur te schrijven, dan moet je eerst eens Roger Martin du Gard lezen en weten dat je moet stoppen, dat alles hopeloos is, dat je dat nooit kan bereiken. Dus ik zou zeggen, ‘Stefan Hertmans, lees een keer Roger Martin du Gard!’

Je werk is niet onbesproken. Hoe ga je om met kritiek?

Ik vind dat fascinerend. Ik ben zelf jarenlang recensent geweest bij Humo en op mijn dertigste heb ik gezegd: ‘Die auteurs, het zijn ook maar mensen’. Maar ik vind het heerlijk. Bij elk boek zeg ik tegen Jana (zijn vrouw, nvdr.), ‘Hopelijk worden de doodsklokken geluid’. Ik hoed mij voor de dag dat alle artikels gaan zeggen dat het een goed boek is. Het is heel belangrijk dat er controverse rond een boek wordt gecreëerd, zodat mensen denken het dat wel heel speciaal moet zijn. Ik hoed mij voor de dag dat iedereen het goed vindt. Over dit boek wordt nu gezegd dat het platvloers is. Wat is dat? Platvloers is een term waar alles onder kan schuilen. Wat jij platvloers vindt, is voor mij verheven en omgekeerd. Dus ik denk dat het mij nog altijd veel meer opbrengt dan het mij schaadt.

Zoek je die controverse bewust op of is dat louter het gevolg van waar je mee bezig bent?

Ik zoek nooit iets op. Mensen verdenken me er van dat ik dit boek geschreven heb omwille van de tijdsgeest, maar ik doe niks, ik ben de kapotte, stilstaande klok die elke dag twee keer het juiste uur aangeeft. Ik blijf exact hetzelfde, ik beweeg niet. Het is die tijd die verandert en die raadselachtig aan het worden is. Dat is heel verontrustend en benauwend. Dan kan het helpen om dat allemaal eens in vraag te stellen. Dit boek gaat eigenlijk over slachtofferschap en daderschap. Je hebt een meisje van vijftien dat zich laat nemen door elke volwassen man die ze tegenkomt, waardoor dat dan eigenlijk daders worden. Ze beseffen dat ook allemaal, want ze worden kwaad na de daad. Ze hebben allemaal zoiets van, ‘wat doe jij nu? Slet!’ Daar ontstaat een vreemd mengsel plus het feit dat er in die boeken ook geen onberispelijkheid bestaat, wat van iedereen nu vereist wordt. Dat zijn allemaal belangrijke sociale thema’s die in mijn hoofd zaten. Naast slachtofferschap en daderschap is het ook een soort pleidooi voor mildheid en medeleven, ook jegens die arme Herman Peeters - we mogen het einde niet verklappen - die ook maar een zoekende, ongelukkige mens is, die het ook maar probeert bijeen te kliederen en dat doet op een totaal verkeerde manier. Wij zijn zo geneigd om al die mensen, alle Eddy Sneldersen, Bart De Pauwen en Eddy Demarezen, tot de grootste gruwelen te veroordelen. We moeten toch eens proberen om wat meer te denken in termen van, ‘goh, wat zijn dat toch voor sukkelaars?’ We moeten die helpen in plaats van af te maken en alles af te pakken. Onnozelaars en antihelden, daar ben ik heel graag mee bezig, die komen ook heel vaak in mijn boeken terug. Ze dienen ook om te zeggen dat wij allemaal onvolmaaktheden zijn, haperende apparaten. De vraag om onberispelijk te zijn, is ongepast.

Komt er nog nieuw werk? Wat ligt er nog op de plank?

Voorlopig niet. Meestal ben ik al lang bezig met iets nieuws op het moment dat een boek uitkomt. Het is de eerste keer dat ik eigenlijk nog niks heb. Ik heb ondertussen wel geleerd om mij daar niet ongerust over te maken, want als je begint te denken van ‘oei, oei’ word je nerveus en dan lukt het niet. Misschien ga ik nu eerst een stoel maken. Ik heb een paar jaar geleden een tafel gemaakt en nu zou ik graag een stoel maken.

Dank voor dit gesprek!

Benieuwd geworden?

Lees hier ook de leestip die Sven schreef over ‘De ontluikende sekslust van Emma Mus (15)’

De ontluikende sekslust van Emma Mus (15) - Sterke,… | Antwerpen Leest

Emma Mus